Wet van 29 september 1815, houdende instelling van de orde van de Nederlandse Leeuw

Wet instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw

Wij WILLEM, bij de gratie GODS, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Alzoo Wij in aanmerking genomen hebben, dat het uitdeelen van vereerende onderscheidings-teekenen aan hen, die door beproefde vaderlandsliefde, bijzonderen ijver en trouw in het volbrengen hunner burgerpligten of buitengewone bekwaamheid in wetenschappen en kunsten, zich eene billijke aanspraak op de algemeene achting, en Onze erkentenis verworven hebben, eenen heilzamen invloed oefenen kan op de aankweeking van deugd en kennis;

ZOO IS HET, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg van de Staten-Generaal, goedgevonden hebben te bepalen en te statuëren, gelijk Wij bepalen en statuëren bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Deze Orde zal de naam dragen van Orde van de Nederlandse Leeuw.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Alle benoemingen bij de Orde geschieden door de Grootmeester.

Artikel

7

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Tot goedmaking van de kosten der Orde zal jaarlijks een som op de begroting der staatsbehoeften worden gebracht.

Artikel

12

Artikel

13

Er is een Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Artikel

14

En op dat zulks kome ter kennisse van een iegelijk wien het mag aangaan, zal de tegenwoordige wet in het staatsblad en in het officiële blad worden geplaatst.

Gegeven te Brussel
WILLEM.
Van wege den Koning, (geteekend) A. R. Falck.