Besluit van 26 december 1818, betrekkelijk de administratie der goederen toebehoorende aan de stichtingen der beurzen of van kollegien

Besluit betrekkelijk de administratie der goederen toebehoorende aan de stichtingen der beurzen of van kollegien

Wij, WILLEM, bij de gratie GODS, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Herzien Ons Besluit van den 5den October 1816, n°. 41;
Op de voordragt van Onzen Minister voor het Publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Kolonien;
Gezien het rapport van Onze Ministers van Financien en van Binnenlandsche Zaken;
Den Raad van State gehoord;

Hebben besloten en besluiten:

Artikel

I

De Administratie der Domeinen, de Bureaux van Weldadigheid en de Commissien der Gasthuizen zullen, te rekenen van den 1sten Januari 1819, ophouden regt te hebben op het genot der inkomsten van de goederen, bosschen en renten, toebehoorende aan de stichtingen der Beurzen of van Kollegien.

Artikel

II

Gezegde Besturen zullen dadelijk aan Onzen Minister voor het Publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Kolonien, tabellen van de zulken dezer goederen, bosschen en renten inzenden, welke onder hun beheer zijn, en zullen daarbij voegen alle de oorkonden, welke daartoe behooren, en zich in hunne handen bevinden, alsmede zoodanige ophelderingen als zij in staat zijn te geven.

Artikel

III

Zij zullen, bij voorraad, deze goederen, bosschen en renten blijven besturen, en daarvan eene afzonderlijke rekening houden, tot dat dezelve goederen, met de opbrengsten, te rekenen van den 1sten Januari 1819, aan de geregtigden zullen kunnen wedergegeven worden.

Artikel

IV

Artikel

V

Het bestuur der goederen, bosschen en renten, in de voorgaande artikelen vermeld en in het algemeen, van alle, welke uit stichtingen van Beurzen voortvloeijen, en, in het vervolg, mogten ontdekt worden, zal zoodra mogelijk, terug gegeven worden, aan degenen die bij de akten der stichting benoemd zijn. De beschikkingen dezer akten zullen in alle opzigten, zoo naauwkeurig doenlijk is, in acht genomen worden.

Artikel

VI

Ingeval dat de wil der stichters geheel of gedeeltelijk niet meer zoude kunnen opgevolgd worden, zal Onze genoemde Minister, Ons de middelen voordragen om hier in te voorzien, en deze middelen zullen altijd met het oogmerk der stichters overeenkomstig moeten zijn.

Artikel

VII

Ieder bestuurder van Beurzen, zal jaarlijks rekening van zijn bestuur moeten doen; ingeval de akte der stichting niemaud benoemt aan wien rekening moet gedaan worden, zal Onze voorz. Minister daarin voorzien.

Artikel

VIII

Artikel

IX

Artikel

X

In voorkomende gevallen, zal Onze voorn. Minister de inrigtingen van openbaar onderwijs magtigen, om de bestuurders der beurzen in regten te vervolgen tot het doen nakomen van den inhoud der akten van stichting.

Artikel

XI

Onze Minister voor het Publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Kolonien, mitsgaders die van Binnenlandsche Zaken en van Financien, elk voor zoo veel hem aangaat, zijn belast met de uitvoering van het tegenwoordig Besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Gegeven te Brussel
WILLEM.
Van wege den Koning. J. G. de Meij van Streefkerk.