Besluit van 4 maart 1824, nopens de regten voortspruitende uit concessien van Mijnen

Besluit nopens de regten voortspruitende uit concessien van Mijnen

Wij WILLEM, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gezien de wetten van den 28sten Julij 1791, en 21 April 1810 nopens de Mijnen;
Herzien de instructien van den 18den Messidor 9de Jaar, en 3 Augustus 1810;
Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat, van den 25sten Augustus 1823, n°. 18 W;
Den Raad van State gehoord,
Gezien het nader rapport van Onzen Minister voornoemd, van den 11den Februarij II. n°. 71;
Den Raad van State nader gehoord.

Hebben besloten en besluiten:

Art

1

De concessien van mijnen verleenen alleen het regt, om die delfstoffen te ontginnen, waarvan in de acte van concessie melding wordt gemaakt.

2

Geene ontginning van andere delfstof, begrepen in art. 2 der wet van 21 April 1810, zal kunnen plaats hebben, zonder eene bijzondere concessie, al ware deze delfstof ook gelegen onder reeds geconcedeerde gronden.

3

Deze nieuwe concessien zullen worden gevraagd, geïnstrueerd en vergund, volgens de vormen voor de eerste concessien, bij de wet van den 21sten April 1810, voorgeschreven.

4

Bijaldien de nieuwe concessie niet wierd toegestaan aan den houder der eerste concessie, zullen de regten van dezen uitdrukkelijk worden erkend en gehandhaafd bij de nieuwe acte van concessie; zullende de voorwaarden bij deze laatste te voegen, de noodige beschikkingen behelzen, ten einde de bestaande ontginning nimmer door de nieuwe kunne worden beschadigd.

5

De houder der eerste concessie zal derhalve door de administratie worden gehoord alvorens ten aanzien der nieuwe aanvrage eene beschikking worde genomen.

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk aan den Raad van State medegedeeld, en in het staatsblad zal worden gedrukt.

Gegeven te 's Gravenhage
WILLEM.
Van wege den Koning, J. G. DE MEY VAN STREEFKERK.
De Secretaris van Staat, J. G. DE MEY VAN STREEFKERK.