Wet van 16 juli 1869, tot uitvoering der bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart

Uitvoeringswet der bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart

Wij WILLEM, III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat het noodig is bij de wet uitvoering te geven aan de bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart, den 17den October 1868 te Mannheim gesloten tusschen de wederzijdsche gevolmagtigden der Regeringen van Nederland, Baden, Beijeren, Frankrijk, Hessen en Pruissen en, voor zooveel noodig, goedgekeurd bij de wet van den 4den April 1869 (Staatsblad n°. 37);

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

In strafzaken en in burgerlijke zaken wordt het hooger beroep tegen de vonnissen, waartegen met het oog op het bedrag der bedreigde boete of der gevorderde geldsom volgens artikel 37 der herziene Rijnvaart-akte hooger beroep openstaat, toegelaten bij de regterlijke collegien, die, volgens de bestaande Nederlandsche wetten, bevoegd zijn in hooger beroep kennis te nemen van de daarvoor vatbare, door de rechtbanken in eersten aanleg gewezen, vonnissen.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

De uitspraken, door de centrale commissie voor de Rijnvaart ingevolge artikel 37 der herziene Rijnvaartakte in burgerlijke zaken gewezen, kunnen worden ten uitvoer gelegd nadat daartoe rechterlijk verlof is verkregen. Ten aanzien van dit verlof zijn de bepalingen van de eerste afdeling van de negende titel van het derde boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

Artikel

6

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven op het Loo
WILLEM.
De Minister van Justitie, VAN LILAAR.
De Minister van Financien, VAN BOSSE.
De Minister van Justitie, VAN LILAAR.