Wet van 17 september 1870, tot afschaffing der doodstraf

Wet afschaffing doodstraf

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de doodstraf af te schaffen, met het na te melden voorbehoud ten aanzien van de militaire strafwetten;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Vervallen

Artikel

2

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

De doodstraf, door de militaire strafwetten bedreigd, wordt, in de gevallen, voorzien bij het eerste lid van art. 2, vervangen:

die met den strop door militaire gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren;

die met den kogel door militaire gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.

Artikel

8

Vervallen

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's Gravenhage
WILLEM.
De Minister van Justitie, VAN LILAAR.
De Minister van Oorlog, J. J. VAN MULKEN.
De Minister van Marine, BROCX.
De Minister van Justitie, VAN LILAAR.