Wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau

Wet instelling van de Orde van Oranje-Nassau

In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk,
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is door het instellen van eene nieuwe Ridderorde de gelegenheid te vermeerderen tot het verleenen van vereerende onderscheidingen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Er wordt een Orde ingesteld, strekkende tot vererende onderscheiding van Onze onderdanen of vreemdelingen, die zich jegens Ons en de staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze hebben verdienstelijk gemaakt.

Artikel

2

Deze Orde draagt de naam van "de Orde van Oranje-Nassau".

Artikel

3

Het Grootmeesterschap van deze Orde is onafscheidelijk aan de Kroon der Nederlanden verbonden.

Artikel

4

Deze Orde bestaat uit zes graden.

Artikel

5

Alle benoemingen in deze Orde geschieden bij koninklijk besluit.

Artikel

6

De Ridders van de eerste graad van deze Orde dragen de naam van Ridder Grootkruis.

De Ridders van de tweede graad van deze Orde dragen de naam van Grootofficier.

De Ridders van de derde graad van deze Orde dragen de naam van Commandeur.

De Ridders van de vierde graad van deze Orde dragen de naam van Officier.

De Ridders van de vijfde graad van deze Orde dragen de naam van Ridder.

De Ridders van de zesde graad van deze Orde dragen de naam van Lid.

Artikel

7

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Tot goedmaking der onkosten der Orde wordt jaarlijks een som op de staatsbegroting gebracht.

Artikel

11

Artikel

12

De Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw is tevens Kanselier dezer Orde.

Artikel

13

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's Gravenhage
EMMA.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, VAN TIENHOVEN.
De Minister van Justitie, SMIDT.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, TAK VAN POORTVLIET.
De Minister van Financiën, PIERSON.
De Minister van Justitie, SMIDT.