Wet van 12 juni 1909, tot uitvoering van het op 17 juli 1905 te 's-Gravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering

Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1905

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is voorzieningen te treffen tot uitvoering van het op 17 Juli 1905 te 's-Gravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Mededeeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken

Artikel

1

Als de autoriteit, die, overeenkomstig de voorschriften van het op 17 Juli 1905 te 's-Gravenhage gesloten en bij de wet van den 15den Juli 1907 (Staatsblad n°. 197) goedgekeurd verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering, zorg draagt voor de mededeeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken, afkomstig uit een der Staten, waar het verdrag van kracht is, wordt aangewezen de officier van justitie bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied de mededeeling verlangd wordt.

Artikel

2

Oordeelt de officier van justitie, dat artikel 4 van het verdrag toepasselijk is, dan zendt hij de stukken onder opgaaf van redenen aan Onzen Minister van Justitie, die, zoo noodig na overleg met zijn ambtgenoot van Buitenlandsche Zaken, beslist.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

De officier van justitie kan, als waarborg voor de kosten, ter zake van de mededeeling te maken, tot een telkens door hem te bepalen bedrag voorschot van den deurwaarder vragen. Het maximum der voorschotten wordt voor ieder land door Ons bepaald.

Artikel

6

Artikel

7

De officier van justitie kan weigeren het ontvangbewijs of de verklaring, bedoeld in artikel 5 van het verdrag, af te geven, zoolang niet het geheele bedrag der kosten, ter zake van de mededeeling gemaakt, voldaan is.

Artikel

8

Verschijnt de gedaagde op de betekende roldatum niet, dan zal, indien de eiser het ontvangbewijs of de verklaring, bedoeld in artikel 5 van het verdrag, nog niet heeft ontvangen, de rechter op verzoek van de eiser het verlenen van verstek en de behandeling van de zaak tot een volgende zitting aanhouden.

Rogatoire commissiën aan den Nederlandschen rechter opgedragen

Artikel

10

Artikel

11

Oordeelt de rechtbank, aan wie overeenkomstig de voorschriften van het verdrag de rogatoire commissie is toegezonden, dat de uitvoering door een andere rechtbank behoort te geschieden, dan zendt zij de commissie aan deze rechtbank. Deze rechtbank is aan de doorzending gebonden.

Artikel

11a

De rechter die met de uitvoering van de rogatoire commissie is belast kan, indien dit voor een goede uitvoering van de rogatoire commissie nodig wordt geoordeeld, de stukken door een beëdigd vertaler in het Nederlands doen vertalen.

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Oordeelt de rechter, door wien de uitvoering der rogatoire commissie zou behooren te geschieden, dat artikel 11, derde lid, sub 3°, van het verdrag toepasselijk is, dan zendt hij de commissie onder opgaaf van redenen aan Onzen Minister van Justitie, die, zoo noodig na overleg met zijn ambtgenoot van Buitenlandsche Zaken, beslist.

Artikel

15

Artikel

16

De rechter kan bepalen welke der partijen zorg draagt voor de oproeping uit hoofde van de uitvoering van een rogatoire commissie. Oproepingen die niet door een der partijen worden verricht geschieden door de griffier van de rechtbank. De artikelen 171, 172, 173 en 178 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn op het verhoor van getuigen van overeenkomstige toepassing.

Artikel

17

Van de rechterlijke handelingen, ter uitvoering van de rogatoire commissie verricht, wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel

18

Alle kosten, op de uitvoering van rogatoire commissiën vallende, komen ten laste van de Staat; hiervan zijn echter uitgezonderd:

  • a.

    de kosten, in artikel 16, tweede lid, van het verdrag genoemd;

  • b.

    in het geval, bedoeld in artikel 23 van het verdrag, de kosten, in het tweede lid van dat artikel genoemd.

Artikel

18a

Een afwijzende beslissing op grond van artikel 15, tweede lid, en op grond van artikel 11, derde lid, onder 1 en 2 en artikel 14, tweede lid van het verdrag wordt beschouwd als een beschikking waartegen voor partijen in de hoofdprocedure hoger beroep openstaat overeenkomstig de vierde afdeling van titel 7 van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met dien verstande dat het hoger beroep de werking niet schorst, tenzij de rechter anders heeft bepaald, en dient te worden ingesteld binnen een termijn van vier weken te rekenen vanaf de dag van de beslissing.

Rogatoire commissiën door den Nederlandschen rechter opgedragen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

De rechter stelt bij zijn vonnis de dag vast, waarop de zaak weer ter rolle zal worden opgeroepen.

Artikel

22

Verhaal der proceskosten

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De uitvoerbaarverklaring van uitspraken overeenkomstig de voorschriften van het verdrag geschiedt in Nederland door de rechtbank van de woonplaats, van dengene, tegen wien de uitspraak is gewezen, of, zoo van eene woonplaats in Nederland niet blijkt, door de rechtbank, door Onzen voornoemden Minister aan te wijzen.

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Voor verzoeken tot uitvoerbaarverklaring van uitspraken overeenkomstig de voorschriften van het verdrag, alsmede voor verzoeken, ingevolge het voorgaande artikel tot een gerechtshof of tot den Hoogen Raad te richten, wordt de medewerking van een advocaat niet vereischt.

Artikel

32

Alle noodzakelijke kosten, ter zake van de uitvoerbaarverklaring van uitspraken overeenkomstig de voorschriften van het verdrag te maken, komen ten laste van de Staat.

Slotbepaling

Artikel

33

Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten paleize het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, R. DE MAREES VAN SWINDEREN.
De Minister van Justitie, NELISSEN.
De Minister van Justitie, NELISSEN.