Wet van 6 december 1909, houdende bepalingen betreffende absint

Absintwet 1909

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is, bepalingen betreffende absint vast te stellen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Het is verboden absint in te voeren, te vervoeren, te vervaardigen, te verkoopen, af te leveren of ten verkoop of ter aflevering voorhanden te hebben.

Artikel

2

De doorvoer van absint is geoorloofd onder de voorwaarden, bij algemeenen maatregel van bestuur vast te stellen.

Artikel

2a

Artikel

3

Met het opsporen van de overtredingen van deze wet zijn, behalve de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en die van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.

Artikel

4

Artikel

5

Overtreding van artikel 1 van deze wet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

6

De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven.

Artikel

7

Deze wet kan worden aangehaald onder den titel "Absintwet", doch met bijvoeging van het jaar en het nummer van het Staatsblad, waarin de wet is geplaatst.

Artikel

8

Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen dag.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, HEEMSKERK.
De Minister van Financiën, KOLKMAN.
De Minister van Justitie, NELISSEN.