Besluit van 18 juli 1912, tot uitvoering van de artikelen 13, 16, 23, 48, 49, 50 en 56 der Armenwet

Besluit uitvoering art. 13 enz. Armenwet

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van 15 Juni 1912, n°. 4801, Afdeeling Volksgezondheid en Armwezen;
Gezien de artikelen 13, derde lid; 16, tweede lid; 42, zesde lid; 45; 48, derde lid; 49, tweede lid; 50, eerste lid; en 56, tweede lid, der Armenwet en artikel 125, eerste lid, der Ambtenarenwet 1929;
Overwegende, dat bij algemeenen maatregel van bestuur behooren te worden vastgesteld de indeeling, waarnaar door de besturen van de instellingen van weldadigheid ingevolge artikel 13 der Armenwet worden verstrekt de opgaven van het aantal bedeelden en verpleegden en van de uitgaven voor onderstand van allerlei aard; nadere voorschriften voor de in art. 16, eerste lid, dier wet bedoelde gelden; nadere voorschriften ten aanzien van de armenraden overeenkomstig de artikelen 42, 45, 48, 49, 50 en 56 dier wet, zoomede voorschriften ter uitvoering van artikel 125, eerste lid, der Ambtenarenwet 1929, voor zooveel betreft de ambtenaren bij de armenraden met uitzondering van de secretarissen;
Den Raad van State gehoord (advies van 9 Juli 1912, n°. 16);
Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van 15 Juli 1912, n°. 5779, afdeeling Volksgezondheid en Armwezen;

Hebben goedgevonden en verstaan: met ingang van den dag, op welken de Armenwet in werking zal treden, vast te stellen het navolgende:

§

1

Van de opgaven, bedoeld in artikel 13 der wet

Artikel

1

De opgaven van het aantal personen, min of meer geregeld ondersteund met geld of met levensbehoeften, worden verstrekt naar de volgende indeeling:

  • A.

    Aantal hoofden van gezinnen, gesplitst in mannen en vrouwen.

  • B.

    Aantal alleen wonenden en overige behoeftigen, gesplitst in mannen en vrouwen.

    Voor elk der vier categorieën personen onder A en B bedoeld wordt opgegeven:

    • 1°.

      Duur der ondersteuning:

      • a.

        gedurende drie maanden of langer;

      • b.

        korter dan 3 maanden;

    • 2°.

      Leeftijd der ondersteunden bij de eerste hulpverleening in het verslagjaar; te weten ondersteunden:

      • a.

        beneden 21 jaar;

      • b.

        van 21 tot beneden 50 jaar;

      • c.

        van 50 tot beneden 65 jaar;

      • d.

        van 65 jaar en ouder.

    • 3°.

      Aantal nieuwe gevallen van min of meer geregelde ondersteuning, die aanleiding gaven tot ondersteuning wegens:

      • a.

        overlijden van het hoofd of een der andere leden van het gezin;

      • b.

        gedwongen of vrijwillig vertrek van het hoofd uit het gezin;

      • c.

        ziekte en ongeval;

      • d.

        werkloosheid door andere oorzaken dan ziekte en ongeval;

      • e.

        zwangerschap en bevalling;

      • f.

        oorzaken niet te rangschikken onder a-e.

  • C.

    Aantal personen, welke zijn ondersteund met losse giften.

  • D.

    Aantal personen, uitbesteed in gestichten, niet zijnde ziekenhuizen en aantal personen uitbesteed in huisgezinnen.

    Deze opgaven worden verstrekt naar de volgende indeeling:

    • 1°.

      oude lieden;

    • 2°.

      gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;

    • 3°.

      voogdij- en Regeeringskinderen;

    • 4°.

      andere kinderen.

  • E.

    Aantal personen verpleegd in ziekenhuizen e. d.

  • F.

    Aantal doortrekkenden, aan wie reisgeld of voedsel is verstrekt.

  • G.

    Aantal nachtverblijven, aan dakloozen verstrekt.

Artikel

2

De uitgaven voor ondersteuning van de in art. 1 bedoelde personen worden opgegeven naar de volgende indeeling:

  • A.

    ondersteuning met geld (o.a. betaling van huishuur) of met levensbehoeften;

  • B.

    ondersteuning met losse giften;

  • C.

    uitbesteding in gestichten van:

    • 1°.

      oude lieden;

    • 2°.

      gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;

    • 3°.

      voogdij- en Regeeringskinderen;

    • 4°.

      andere kinderen;

  • D.

    uitbesteding in huisgezinnen van:

    • 1°.

      oude lieden;

    • 2°.

      gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten,

    • 3°.

      voogdij- en Regeeringskinderen;

    • 4°.

      andere kinderen;

  • E.

    verpleging in ziekenhuizen e.d.;

  • F.

    ondersteuning van doortrekkenden en dakloozen.

Mede wordt opgegeven hetgeen terugontvangen is ter zake van:

  • 1°.

    ondersteuning met geld of met levensmiddelen:

  • 2°.

    uitbesteding in gestichten van:

    • a.

      oude lieden;

    • b.

      gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;

    • c.

      voogdij- en Regeeringskinderen;

    • d.

      andere kinderen;

  • 3°.

    uitbesteding in huisgezinnen van:

    • a.

      oude lieden;

    • b.

      gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;

    • c.

      voogdij- en Regeeringskinderen;

    • d.

      andere kinderen;

  • 4°.

    verpleging in ziekenhuizen e.d.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Bovendien worden door de besturen van instellingen van weldadigheid opgegeven de uitgaven voor subsidies aan gemeenten en andere instellingen van weldadigheid ten behoeve van de verzorging van behoeftigen.

Artikel

15

De in de artt. 1 t/m 14 bedoelde opgaven worden verstrekt op door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken vastgestelde tabellen.

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

§

3

Van den armenraad

Artikel

20

Zoodra door Ons een armenraad is ingesteld, geeft de Burgemeester van de gemeente, waarin of waarvoor de raad is ingesteld, daarvan kennis aan iedere instelling van weldadigheid, welke een vertegenwoordiger in den raad zal aanwijzen. De burgemeester doet daarbij onder herinnering aan het bepaalde in de artikelen 42 en 48 der wet voor iedere instelling mededeeling van de som, bedoeld in artikel 42, tweede lid; van het aantal leden en, zoo zij één of meer bestuursleden mag aanwijzen, van het aantal bestuursleden, die zij mag aanwijzen, alsmede van het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, der wet.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

In de door den Burgemeester voorgezeten vergadering van den armenraad geschiedt de aanwijzing van bestuursleden en van plaatsvervangende bestuursleden door het doen van mededeeling door den Burgemeester van de in artikel 22, laatste lid, bedoelde opgave van namen.

Artikel

24

Artikel

25

De verkiezing geschiedt bij gesloten en ongeteekende briefjes. Voor de benoeming van bestuursleden en voor die van plaatsvervangende bestuursleden wordt eene afzonderlijke verkiezing gehouden. Ieder stembriefje bevat ten hoogste zooveel namen als er plaatsen vervuld moeten worden.

Artikel

26

Artikel

27

Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes worden, tot bepaling der meerderheid, niet mede gerekend onder het getal der geldig uitgebrachte stemmen.

Artikel

28

Eene verkregen meerderheid van stemmen geldt niet, wanneer het getal der in de bus gevonden stembriefjes grooter is dan dat der leden, die stemden, en dit verschil van invloed heeft kunnen zijn.

Artikel

29

Voor zoover niet bij de eerste verkiezing het vereischte aantal personen de volstrekte meerderheid hebben verkregen, wordt tot eene tweede, mede geheel vrije verkiezing overgegaan, ter benoeming van zooveel personen als er na de eerste verkiezing nog plaatsen te vervullen zijn.

Artikel

30

Voor zoover ook bij deze verkiezing niet het vereischte aantal personen de volstrekte meerderheid van stemmen verkregen heeft, worden verkozen geacht de personen, tot het vereischte aantal, die de meeste stemmen op zich vereenigd hebben. Indien het aantal van deze personen grooter is dan het aantal der te vervullen plaatsen, doordat twee of meer personen een gelijk aantal stemmen op zich vereenigd hebben, beslist het lot tusschen de personen, die een gelijk aantal stemmen op zich vereenigden. Daartoe worden briefjes, bevattende de namen dier personen, behoorlijk toegevouwen in de bus geworpen en door een anderen stemopnemer een voor een, tot het vereischte aantal, uitgetrokken en voorgelezen. De persoon of de personen, op de uitgetrokken naambriefjes vermeld, zijn de benoemden.

Artikel

31

Na de verkiezing van bestuursleden en van plaatsvervangende bestuursleden stelt de Burgemeester aan de orde de benoeming van een voorzitter.

Artikel

32

Artikel

33

Wanneer niemand bij de eerste verkiezing de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede, mede geheel vrije verkiezing overgegaan.

Artikel

34

Indien ook bij deze verkiezing door niemand de volstrekte meerderheid van stemmen verkregen is, heeft er eene derde verkiezing plaats tusschen de twee personen, die bij de tweede verkiezing de meeste stemmen op zich vereenigd hebben.

Artikel

35

Indien het bij de tweede verkiezing niet uitgemaakt is, tusschen wie er moet overgestemd worden, wordt bij eene voorafgaande stemming beslist, wie van hen, die een gelijk aantal stemmen op zich hebben vereenigd, op het tweetal zal worden geplaatst.

Artikel

36

Indien, in het geval bij het vorige artikel bedoeld, of ook bij de eindstemming, de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel

37

Na de verkiezing installeert de Burgemeester den voorzitter, zoo deze aanwezig is, en de bestuursleden en hun plaatsvervangers.

Artikel

38

Indien de tot voorzitter benoemde de benoeming niet aanvaardt, geschiedt de benoeming in eene volgende vergadering, die zoo spoedig mogelijk wordt uitgeschreven en wordt voorgezeten door den Burgemeester. Voor die benoeming gelden de artikelen 32-36 van dit besluit. De Burgemeester installeerd den voorzitter, zoo deze aanwezig is.

Artikel

39

Voor zoover daarin niet is voorzien bij de artikelen 20-38 beslist de Burgemeester ten aanzien van de voorbereiding, de oproeping, de leiding en de in die artikelen bedoelde werkzaamheden van de eerste vergaderingen van den armenraad.

Artikel

40

Artikel

41

Zeven maanden vóór het einde van den termijn van vier jaren, bedoeld in artikel 44 der wet, richt het bestuur van den armenraad tot alle instellingen van weldadigheid, welke voorkomen op de lijst, bedoeld in artikel 3 der wet, en binnen het ambtsgebied van den armenraad armenverzorging buiten gestichten ten doel hebben, het verzoek, binnen een maand te berichten, of zij bereid zijn, voor een nieuwen termijn van vier jaren een vertegenwoordiger aan te wijzen. De ingekomen antwoorden worden door het bestuur zoo spoedig mogelijk aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken gezonden.

Artikel

42

Binnen twee weken nadat door Ons voor den nieuwen termijn van vier jaren de som, bedoeld in het tweede lid van artikel 42 der wet, is vastgesteld, geeft het bestuur van den armenraad daarvan kennis aan elke instelling, die zich bereid heeft verklaard, een vertegenwoordiger aan te wijzen. Daarbij worden de mededeelingen gedaan, bedoeld in artikel 20, en het verzoek, bedoeld in artikel 21. De ingekomen antwoorden worden door het bestuur van den armenraad gezonden aan den Burgemeester van de gemeente, waar de zetel van den raad gevestigd is. Deze schrijft zoo spoedig mogelijk na den aanvang van den nieuwen termijn van vier jaren de eerste vergadering van den armenraad uit en handelt voorts overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 22-39.

Artikel

43

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad geplaatst en in afschrift aan den Raad van State gezonden zal worden.

Het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, HEEMSKERK.
De Minister van Justitie, E. R. H. REGOUT.