Overwegende, dat bij algemeenen maatregel van bestuur behooren te worden vastgesteld de indeeling, waarnaar door de besturen van de instellingen van weldadigheid ingevolge artikel 13 der Armenwet worden verstrekt de opgaven van het aantal bedeelden en verpleegden en van de uitgaven voor onderstand van allerlei aard; nadere voorschriften voor de in art. 16, eerste lid, dier wet bedoelde gelden; nadere voorschriften ten aanzien van de armenraden overeenkomstig de artikelen 42, 45, 48, 49, 50 en 56 dier wet, zoomede voorschriften ter uitvoering van artikel 125, eerste lid, der Ambtenarenwet 1929, voor zooveel betreft de ambtenaren bij de armenraden met uitzondering van de secretarissen;
Den Raad van State gehoord (advies van 9 Juli 1912, n°. 16);
Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, van 15 Juli 1912, n°. 5779, afdeeling Volksgezondheid en Armwezen;
Hebben goedgevonden en verstaan: met ingang van den dag, op welken de Armenwet in werking zal treden, vast te stellen het navolgende:
§
1
Van de opgaven, bedoeld in artikel 13 der wet
Artikel
1
De opgaven van het aantal personen, min of meer geregeld ondersteund met geld of met levensbehoeften, worden verstrekt naar de volgende indeeling:
A.
Aantal hoofden van gezinnen, gesplitst in mannen en vrouwen.
B.
Aantal alleen wonenden en overige behoeftigen, gesplitst in mannen en vrouwen.
Voor elk der vier categorieën personen onder A en B bedoeld wordt opgegeven:
1°.
Duur der ondersteuning:
a.
gedurende drie maanden of langer;
b.
korter dan 3 maanden;
2°.
Leeftijd der ondersteunden bij de eerste hulpverleening in het verslagjaar; te weten ondersteunden:
a.
beneden 21 jaar;
b.
van 21 tot beneden 50 jaar;
c.
van 50 tot beneden 65 jaar;
d.
van 65 jaar en ouder.
3°.
Aantal nieuwe gevallen van min of meer geregelde ondersteuning, die aanleiding gaven tot ondersteuning wegens:
a.
overlijden van het hoofd of een der andere leden van het gezin;
b.
gedwongen of vrijwillig vertrek van het hoofd uit het gezin;
c.
ziekte en ongeval;
d.
werkloosheid door andere oorzaken dan ziekte en ongeval;
Aantal personen, welke zijn ondersteund met losse giften.
D.
Aantal personen, uitbesteed in gestichten, niet zijnde ziekenhuizen en aantal personen uitbesteed in huisgezinnen.
Deze opgaven worden verstrekt naar de volgende indeeling:
1°.
oude lieden;
2°.
gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;
3°.
voogdij- en Regeeringskinderen;
4°.
andere kinderen.
E.
Aantal personen verpleegd in ziekenhuizen e. d.
F.
Aantal doortrekkenden, aan wie reisgeld of voedsel is verstrekt.
G.
Aantal nachtverblijven, aan dakloozen verstrekt.
Artikel
2
De uitgaven voor ondersteuning van de in art. 1 bedoelde personen worden opgegeven naar de volgende indeeling:
A.
ondersteuning met geld (o.a. betaling van huishuur) of met levensbehoeften;
B.
ondersteuning met losse giften;
C.
uitbesteding in gestichten van:
1°.
oude lieden;
2°.
gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;
3°.
voogdij- en Regeeringskinderen;
4°.
andere kinderen;
D.
uitbesteding in huisgezinnen van:
1°.
oude lieden;
2°.
gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten,
3°.
voogdij- en Regeeringskinderen;
4°.
andere kinderen;
E.
verpleging in ziekenhuizen e.d.;
F.
ondersteuning van doortrekkenden en dakloozen.
Mede wordt opgegeven hetgeen terugontvangen is ter zake van:
1°.
ondersteuning met geld of met levensmiddelen:
2°.
uitbesteding in gestichten van:
a.
oude lieden;
b.
gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;
c.
voogdij- en Regeeringskinderen;
d.
andere kinderen;
3°.
uitbesteding in huisgezinnen van:
a.
oude lieden;
b.
gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;
c.
voogdij- en Regeeringskinderen;
d.
andere kinderen;
4°.
verpleging in ziekenhuizen e.d.
Artikel
3
1
Door instellingen, welke porties voedsel, kleeding, levensmiddelen, brandstoffen enz. verstrekken aan niet met name bekende personen, o.a. op vertoon van bons, worden opgegeven:
1°.
het aantal verstrekte porties voedsel;
2°.
het aantal verstrekte kleedingstukken en (of) schoenen;
3°.
het aantal gevallen, waarin levensmiddelen werden verstrekt;
4°.
het aantal gevallen, waarin brandstoffen werden verstrekt.
2
Als uitgaven voor ondersteuning wordt opgegeven, het bedrag der uitgaven voor verstrekte porties voedsel, kleeding, levensmiddelen of brandstoffen (hieronder ook te brengen de loonen van het keukenpersoneel en de andere kosten van toebereiding der spijzen).
3
Als terugontvangsten wordt opgegeven de opbrengst van:
1°.
verkochte kleeding, levensmiddelen en brandstoffen;
2°.
den verkoop van bons;
4°.
de contributies welke recht geven op bons.
Artikel
4
1
Door de besturen van instellingen tot werkverschaffing (art. 29 der Armenwet) worden de opgaven van het aantal behoeftigen, aan wie werk is verschaft, verstrekt naar de volgende indeeling:
1°.
totaal aantal;
2°.
aantal behoeftigen, door de instelling gevoed en gehuisvest;
3°.
aantal behoeftigen, door de instelling gevoed, maar niet gehuisvest.
Voor elk dezer drie categorieën wordt het aantal werkdagen opgegeven, voor zooverre dit mogelijk is.
De navolgende vragen worden mede beantwoord:
a.
was de instelling gedurende het geheele jaar werkzaam? Zoo neen, gedurende welke maanden?
b.
van welken aard waren de verrichte werkzaamheden? Werd ook land- of tuinarbeid verricht?
c.
hoe was de regeling der loonen en in welken vorm werden zij uitbetaald?
d.
werden naamregisters gehouden van de behoeftigen, aan wie werk is verschaft?
2
De uitgaven der werkverschaffing worden opgegeven naar de volgende indeeling:
a.
huur of huurwaarde van gebouwen, lokaliteiten en gronden bestemd voor de werkverschaffing en voor de uitoefening van het beheer;
b.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen, lokaliteiten en gronden bestemd voor de werkverschaffing en voor de uitoefening van het beheer, onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het personeel e. d.;
c.
aankoop van grondstoffen en gereedschappen, benevens rente van gelden, opgenomen ten behoeve van de werkverschaffing;
d.
in geld of in natura uitbetaalde arbeidsloonen, zoomede eventueele kosten van onderwijs en opleiding, voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting en alles wat verder tot onderhoud en verzorging strekt.
Als terugontvangsten worden opgegeven:
a.
de opbrengst van het verschafte werk;
b.
andere terugontvangsten.
Artikel
5
1
Door de besturen der instellingen, welke huisvesting in vrije woningen of in woningen tegen verminderden prijs verschaffen, hofjes beheeren e. d., worden de volgende opgaven verstrekt:
1°.
Aantal afzonderlijke woningen, welke kosteloos of tegen verminderden prijs ter bewoning worden afgestaan.
2°.
Indien de inrichting een gesticht is, het aantal kamers ter bewoning aanwezig.
3°.
Aantal personen, die er op 1 Januari van het verslagjaar verblijf hielden.
4°.
Aantal personen, die er in den loop van het jaar zijn bijgekomen.
5°.
Aantal personen, die in den loop van het jaar zijn vertrokken of overleden.
6°.
Aantal personen, op 31 December van het verslagjaar aanwezig.
Bovendien moet worden opgegeven hoeveel alleenstaande personen, hoeveel gehuwde paren zonder kinderen en hoeveel gezinnen met kinderen werden gehuisvest op 31 December van het verslagjaar.
2
De uitgaven voor ondersteuning worden opgegeven naar de volgende indeeling:
A.
Het bedrag der huurwaarde van de woningen of van het gesticht.
B.
De uitgaven voor belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen en lokaliteiten, bestemd voor het eigenlijke werk der huisvesting, onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het personeel, uitgaven voor schrijfbehoeften, druk- en bindwerk, kosten van vergaderingen e. d.
C.
Verdere uitgaven voor:
1°.
uitkeeringen in geld;
2°.
verstrekte voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting, genees-, heel- en verloskundige hulp (genees- en verbandmiddelen e. d. inbegrepen), kosten van begrafenis en alles wat verder tot onderhoud en verzorging strekt.
De onder C bedoelde opgaven worden verstrekt, voor zoover de ondersteuning is verleend aan de bewoners der kamers en vrije woningen.
Mede wordt opgegeven hetgeen terugontvangen is voor de huisvesting van bepaalde personen.
A.
Het totaal bedrag der door de bewoners der armenwoningen betaalde huren of vergoedingen.
B.
In het verslagjaar ontvangen inkoopsommen;
C.
Andere terugontvangsten.
Artikel
6
1
De opgaven van het aantal verpleegden der gestichten en tehuizen, waarin oude lieden, gebrekkigen, maatschappelijk ongeschikten, weezen, voogdij-, Regeerings- en andere kinderen worden verzorgd, worden verstrekt naar de volgende indeeling:
A.
oude lieden;
B.
gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;
C.
kinderen.
Voor elk dezer drie groepen wordt opgegeven:
1°.
het totaal aantal personen, door of door bemiddeling der instelling verpleegd;
2°.
het aantal der onder 1°. bedoelde personen, voor wie aangenomen wordt, dat de kosten geheel zijn terugbetaald;
3°.
het aantal der onder 1°. bedoelde personen, die tijdens het verslagjaar naar een anderen vorm van verpleging zijn overgegaan;
4°.
het aantal der onder 1°. bedoelde personen, voor wie de kosten geheel of gedeeltelijk werden vergoed door gemeenten of instellingen van weldadigheid.
Voor elk der categorieën 1°. en 2°. wordt opgave verstrekt van:
A.
het aantal personen, verpleegd in het gesticht der instelling en het aantal verpleegdagen;
B.
het aantal personen, uitbesteed in huisgezinnen en het aantal verpleegdagen;
C.
het aantal personen, ter verpleging gegeven in gestichten onder ander beheer en het aantal verpleegdagen.
Betreffende kinderen wordt bovendien opgegeven, hoeveel weezen, halfweezen, voogdij- en Regeeringskinderen en andere kinderen werden verpleegd en hoeveel kinderen bij de opneming verwaarloosd of misdadig waren.
Bovendien wordt opgegeven, het aantal kinderen, over wie in het verslagjaar patronaat werd uitgeoefend:
De uitgaven voor ondersteuning (i. c. verpleging en uitbesteding) worden opgegeven naar de volgende indeeling:
a.
huur of huurwaarde van gebouwen, lokaliteiten en gronden bestemd voor de verzorging der verpleegden en voor de uitoefening van het beheer;
b.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen, lokaliteiten en gronden bestemd voor de verzorging der verpleegden en voor de uitoefening van het beheer, onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het personeel, uitgaven voor schrijfbehoeften, druk- en bindwerk, kosten van vergaderingen e. d.;
c.
verpleging in het gesticht, als: voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting, genees- en heelkundige hulp (w.o. genees- en verbandmiddelen e. d.), bezigheid of opleiding der verpleegden, en alles wat verder tot onderhoud en verzorging strekt, benevens uitkeering in geld;
d.
uitbesteding in huisgezinnen;
e.
verpleging in andere gestichten.
Mede wordt opgave verstrekt van hetgeen terugontvangen is voor en van bepaalde verpleegden, ter zake van:
1°.
de verpleging in het gesticht.
Hieronder ook te brengen:
a.
inkoopsommen;
b.
opbrengst van voorwerpen door de verpleegden vervaardigd, door de verpleegden verdiende en aan het gestichtsbestuur afgedragen loonen, opbrengst van den verkoop van afval en dergelijke roerende zaken, voortvloeiende uit het beheer van het gesticht;
2°.
uitbesteding in huisgezinnen;
3°.
verpleging in andere gestichten.
Onder 2°. en 3°. ook te brengen de restitutie van te veel betaalde verpleegkosten.
Deze terugontvangsten moeten overigens gesplitst worden opgegeven, als:
a.
Bijdragen van ouders van verpleegde kinderen.
b.
Andere terugontvangsten.
Artikel
7
1
Door de besturen van instellingen, welke uitbesteding van behoeftigen in gestichten en gezinnen ten doel hebben, wordt opgegeven het aantal:
a.
oude lieden;
b.
gebrekkigen en maatschappelijk ongeschikten;
c.
voogdij- en Regeeringskinderen;
d.
andere kinderen.
Voor elke dezer categorieën wordt opgegeven, hoeveel personen werden uitbesteed in gestichten en hoeveel in gezinnen.
Bovendien wordt opgegeven, het aantal kinderen, over wie in het verslagjaar patronaat werd uitgeoefend:
De uitgaven voor ondersteuning i.c. uitbesteding en de terugontvangsten voor of van bepaalde bestedelingen worden verstrekt naar de indeeling, voorgeschreven ten aanzien der opgave van het aantal personen.
De terugontvangsten moeten bovendien gesplitst worden opgegeven, als:
a.
bijdragen van ouders van verpleegde kinderen,
b.
andere terugontvangsten.
Artikel
8
1
De opgaven van het aantal verpleegden in ziekenhuizen, ooglijdersgestichten, gestichten voor krankzinnigen, zwakzinnigen, psychopathen, zenuwlijders e. d. worden verstrekt naar de volgende indeeling:
A.
Totaal aantal personen, door de instelling verpleegd en aantal verpleegdagen.
B.
Aantal der onder A vermelde personen, voor wie aangenomen wordt, dat met hetgeen door of voor hen betaald is, de kosten hunner verpleging zijn gedekt en aantal verpleegdagen.
C.
Aantal der onder A bedoelde personen, voor wie de kosten geheel of gedeeltelijk worden vergoed door gemeenten of instellingen van weldadigheid.
Indien aan ziekenhuizen e. d. poliklinieken zijn verbonden, wordt opgave gedaan van:
1°.
het gezamenlijk aantal gegeven consulten;
2°.
het aantal consulten aan moeders van zuigelingen.
Bovendien wordt opgegeven het aantal zuigelingen, die in het ziekenhuis zijn verpleegd en voor wie de kosten geheel of ten deele ten laste dezer instellingen zijn gebleven, en wel:
A.
verzorgd met de moeder;
B.
verzorgd zonder de moeder.
2
De uitgaven voor de verpleging van de patiënten van alle inrichtingen, in den aanhef van dit artikel bedoeld, worden opgegeven naar de volgende indeeling:
a.
huur of huurwaarde van gebouwen, lokaliteiten en gronden bestemd voor de huisvesting der verpleegden en voor de uitoefening van het beheer;
b.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de huisvesting der verpleegden en voor de uitoefening van het beheer, onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het niet -verplegend personeel, schrijfbehoeften, druk- en bindwerk, kosten van vergaderingen e. d.;
c.
genees-, heel- en verloskundige hulp, verplegend personeel, genees- en verbandmiddelen, vervoermiddelen e. d.;
d.
voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting, bezigheid der verpleegden, kosten van begrafenis en alles wat verder tot onderhoud en verzorging strekt.
Mede worden opgegeven de terugontvangsten:
1°.
verpleeggelden;
2°.
andere terugontvangsten.
Artikel
9
1
Door besturen van instellingen van weldadigheid, welke kosteloos genees-, heel- en verloskundige hulp buiten ziekenhuizen verleenen wordt opgave verstrekt van:
A.
Het aantal gezinnen en personen, die in het verslagjaar in het bezit waren van doorloopend verlof (consent) om zoo noodig kostelooze geneeskundige hulp in te roepen, gesplitst als volgt:
1°.
aantal gezinnen;
2°.
aantal personen, niet tot een gezin behoorende.
B.
Het aantal tijdelijke verloven (consenten) voor kostelooze geneeskundige hulp, welke in den loop van het verslagjaar zijn afgegeven.
C.
Het aantal malen, dat in het verslagjaar werkelijk genees-, heel- of verloskundige hulp aan behoeftigen is verleend, gesplitst als volgt:
1°.
aantal bezoeken van geneesheeren in de woningen van behoeftigen;
2°.
aantal consulten door geneesheeren in zittingslokalen e. d.;
3°.
aantal malen, dat verloskundige hulp werd verleend.
D.
Het aantal consulten door geneesheeren aan poliklinieken der instellingen verleend, onderscheiden naar:
1°.
consulten aan moeders van zuigelingen;
2°.
alle andere consulten te zamen.
2
Door de besturen van instellingen, die zich bezig houden met maatschappelijk werk voor zieken, herstellenden en kraamvrouwen, hulp in de huishouding, uitzending van volwassenen naar buiten, verstrekking van kunstledematen, brillen, orthopaedische schoenen e. d., wordt opgave gedaan van:
het aantal gevallen van ziekte of anderen nood, waarin hulp is verleend:
1°.
in gezinnen;
2°.
aan personen, niet levende in gezinsverband.
De uitgaven voor hulpverleening aan bovenbedoelde personen worden opgegeven naar de volgende indeeling:
A.
Uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, genees- en verbandmiddelen, vervoermiddelen e. d. Hieronder ook te brengen de salarissen der genees-, heel- en verloskundigen.
B.
Uitgaven voor maatschappelijk werk bij ziekte, hulp in de huishouding, uitzending van volwassenen naar buiten, verstrekken van kunstledematen, brillen, orthopaedische schoenen e. d. (de uitgaven voor elken vorm van hulpbetoon afzonderlijk te vermelden).
Mede wordt opgegeven het bedrag der terugontvansten:
a.
voor verleende genees-, heel- en verloskundige hulp;
b.
andere terugontvangsten.
3
Door de besturen van wijkverplegingen wordt opgave gedaan van:
A.
het aantal zieken en het aantal kraamvrouwen, die in hun woningen werden verpleegd, gesplitst als volgt:
1°.
Totaal aantal personen door de instelling verpleegd en aantal bezoeken;
2°.
Aantal der onder 1°. vermelde personen, voor wie aangenomen wordt, dat met hetgeen door of voor hen betaald is, de kosten hunner verpleging zijn gedekt en aantal bezoeken.
B.
Het aantal hulpverleeningen door verpleegsters in het gebouw der instelling (z.g. loopende patiënten).
C.
Het aantal consulten door geneesheeren aan poliklinieken der instellingen verleend, onderscheiden naar:
1°.
consulten aan moeders van zuigelingen;
2°.
alle andere consulten te zamen.
4
Door de besturen van wijkverplegingen, die zich ook bezig houden met maatschappelijk werk voor zieken, herstellenden en kraamvrouwen, hulp in de huishouding, uitzending van volwassenen naar buiten, verstrekking van kunstledematen, brillen, orthopaedische schoenen e. d., wordt opgave gedaan van:
het aantal gevallen van ziekte of anderen nood, waarin hulp is verleend:
1°.
in gezinnen;
2°.
aan personen, niet levende in gezinsverband.
De uitgaven voor de hulpverleening aan bovenbedoelde personen worden opgegeven naar de volgende indeeling:
a.
huur of huurwaarde van gebouwen en lokaliteiten, bestemd voor het eigenlijke werk der hulpverleening;
b.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen en lokaliteiten, bestemd voor de hulpverleening; onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het niet-verplegend personeel, uitgaven voor schrijfbehoeften, druk- en bindwerk, kosten van vergaderingen e. d.;
c.
salarissen e. d. van verplegend personeel, uitgaven voor geneeskundige hulp, genees- en verbandmiddelen, vervoermiddelen, rijwielen e. d.;
d.
uitgaven voor voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting, kosten van begrafenis en alles wat overigens tot onderhoud en verzorging strekt;
e.
uitgaven voor maatschappelijk werk voor zieken en kraamvrouwen, hulp in de huishouding, uitzending van volwassenen naar buiten, verstrekking van kunstledematen, brillen, orthopaedische schoenen e. d. (de uitgaven voor elken vorm van hulpbetoon afzonderlijk te vermelden).
Mede worden opgegeven de ontvangen verpleeggelden en de andere terugontvangsten.
Artikel
10
1
De besturen van zuigelingenklinieken doen opgave van: het aantal zuigelingen - met het totaal aantal verpleegdagen - in de instelling gedurende het verslagjaar verzorgd:
1°.
met de moeder;
2°.
zonder de moeder.
2
Door de besturen van consultatiebureaux wordt opgave gedaan van:
1°.
het aantal malen, dat gedurende het verslagjaar consult is gegeven aan moeders van zuigelingen;
2°.
het aantal bezoeken, welke gedurende het verslagjaar aan moeders van zuigelingen in hare woningen zijn gebracht;
3°.
het aantal moeders, aan wie melk en (of) andere voedingsmiddelen zijn verstrekt, ten behoeve van haar zelf of van de zuigeling.
3
Door de besturen van kleine-kinderbewaarplaatsen, crèches e. d. wordt opgegeven:
1°.
het aantal kleine kinderen aanwezig op den 2den Vrijdag in de maand
Januari
April
Juli
October;
2°.
het totaal aantal verpleegdagen voor alle in het verslagjaar opgenomen kinderen; dus de som der aantallen dagen, gedurende welke elk der kinderen is opgenomen geweest.
4
De uitgaven voor ondersteuning dezer instellingen worden opgegeven naar de volgende indeeling:
a.
huur of huurwaarde van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de verpleging der zuigelingen of jonge kinderen en voor de uitoefening van het beheer;
b.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de verzorging van zuigelingen of jonge kinderen en voor de uitoefening van het beheer; onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het niet-verplegend personeel, schrijfbehoeften, druk- en bindwerk, kosten van vergaderingen e. d.;
c.
genees- en heelkundige hulp, verplegend personeel, genees- en verbandmiddelen e. d.;
d.
voeding (w.o. melk en (of) andere voedingsmiddelen, verstrekt aan de moeders ten behoeve van haar zelf en (of) van de zuigelingen), kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting en alles wat verder tot onderhoud en verzorging strekt.
Mede wordt opgegeven het bedrag der terugontvangsten van of voor bepaalde personen:
1°.
door de ouders, respectievelijk de moeders zelf betaald;
2°.
andere terugontvangsten (hieronder bijdragen van ziekenfondsen, gedaan ten behoeve hunner leden).
Artikel
11
1
De besturen van instellingen van weldadigheid, welke schoolvoeding en schoolkleeding verstrekken, doen opgave van:
A.
het aantal kinderen, die schoolvoeding ontvingen op den eersten dag, waarop de verstrekking plaats vond, respect. in Januari, April, Juli en October;
B.
het totaal aantal in het verslagjaar uitgereikte porties voedsel en het totaal aantal in het verslagjaar verstrekte liters melk.
C.
het aantal kinderen (zonder dubbeltellingen), die in het verslagjaar schoolkleeding en (of) schoeisel ontvingen.
2
De instellingen, welke kinderen naar buiten uitzenden en deze zelf verplegen, doen opgave van:
A.
Het aantal kinderen (zonder dubbeltellingen) door de instellingen opgenomen in een gezondheids- en (of) vacantiekoloniehuis onder beheer van de instellingen zelf.
Mede wordt opgegeven het totaal aantal voor die kinderen geldende verpleegdagen.
B.
Het aantal der onder A bedoelde kinderen - met het aantal verpleegdagen -, voor wie aangenomen wordt, dat de kosten geheel zijn terugbetaald, onverschillig op welke wijze.
C.
Het aantal der onder A bedoelde kinderen - met het aantal verpleegdagen -, voor wie de kosten geheel of gedeeltelijk werden vergoed door burgerlijke gemeenten of instellingen van weldadigheid.
3
De instellingen, welke kinderen naar buiten uitzenden, doch niet zelf verplegen, verstrekken opgaven van: het aantal kinderen (zonder dubbeltellingen) - met het aantal verpleegdagen - gedurende het verslagjaar:
1°.
ter opneming gegeven aan een gezondheids- en (of) vacantiekoloniehuis onder ander beheer (tevens te vermelden aan welke);
2°.
tijdelijk uitbesteed in huisgezinnen.
4
Door de besturen van tehuizen voor schoolgaande kinderen wordt opgave gedaan van: het aantal kinderen - met het aantal verpleegdagen -, gedurende het verslagjaar in de instellingen verzorgd (zonder dubbeltellingen).
5
De uitgaven voor ondersteuning, door de in dit artikel bedoelde instellingen gedaan, worden opgegeven naar de volgende indeeling.
1°.
huur of huurwaarde van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de huisvesting der kinderen en voor de uitoefening van het beheer;
2°.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de huisvesting der kinderen en voor de uitoefening van het beheer; onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het personeel e.d.;
3°.
uitgaven voor schoolvoeding en (of) -kleeding, en (of) schoeisel; hieronder ook te brengen de loonen van het keukenpersoneel en de andere kosten van toebereiding der spijzen, zoomede de kosten van vervoer;
4°.
verpleging in koloniehuizen of tehuizen in eigen beheer, als voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting, genees- en heelkundige hulp (w.o. genees- en verbandmiddelen) en alles, wat verder tot onderhoud en verzorging strekt;
5°.
verpleging in koloniehuizen onder ander beheer, onverschillig of die instellingen al dan niet instellingen van weldadigheid zijn in den zin der Armenwet;
6°.
uitbesteding in huisgezinnen.
Mede wordt opgave verstrekt van hetgeen terugontvangen is van of voor met name aangewezen personen ter zake van:
1°.
schoolvoeding en (of) -kleeding en (of) schoeisel;
2°.
verpleging in koloniehuizen of tehuizen onder eigen beheer;
3°.
verpleging in gestichten onder ander beheer;
4°.
uitbesteding in huisgezinnen.
Deze terugontvangsten moeten overigens gesplitst worden opgegeven, als:
a.
bijdragen van ouders en verzorgers;
b.
andere terugontvangsten.
Artikel
12
1
Door de besturen der instellingen, welke verwaarloosden en gevallenen verzorgen, wordt opgave verstrekt van:
a.
het aantal volwassen personen;
b.
het aantal kinderen.
Voor deze beide categorieën wordt opgegeven:
1°.
het totaal aantal personen door of door bemiddeling der instelling verpleegd;
2°.
het aantal der onder 1°. bedoelde personen, voor wie de kosten geheel zijn terugbetaald;
3°.
het aantal der onder 1°. bedoelde personen, die tijdens het verslagjaar naar een anderen vorm van verpleging zijn overgegaan;
4°.
het aantal der onder 1°. bedoelde personen, voor wie de kosten geheel of gedeeltelijk werden vergoed door gemeenten of instellingen van weldadigheid.
Voor elk der onder 1°. en 2°. bedoelde groepen wordt opgegeven:
A.
het aantal personen, verpleegd in het gesticht der instelling en aantal verpleegdagen;
B.
het aantal personen, uitbesteed in huisgezinnen en aantal verpleegdagen;
C.
het aantal personen, ter verpleging gegeven in gestichten onder ander beheer en aantal verpleegdagen.
Bovendien wordt opgegeven het aantal kinderen, over wie in het verslagjaar patronaat werd uitgeoefend:
Indien aan verwaarloosden en gevallenen op andere wijze dan door verpleging of uitbesteding hulp wordt verleend, wordt het aantal dezer personen opgegeven; evenzoo indien patronaat over hen wordt uitgeoefend.
3
De besturen van toevluchten, nachtasyls e. d. verstrekken opgave van:
1°.
het totaal aantal in het verslagjaar verstrekte nachtverblijven;
2°.
het totaal aantal in het verslagjaar uitgereikte porties voedsel.
4
De uitgaven voor ondersteuning van de in den aanhef van dit artikel genoemde instellingen worden opgegeven naar de volgende indeeling:
A.
huur of huurwaarde van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de huisvesting der verpleegden en voor de uitoefening van het beheer;
B.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de huisvesting der verpleegden en voor de uitoefening van het beheer; onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het personeel e. d.;
C.
verpleging in het gesticht: voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting, genees- of heelkundige hulp (w.o. genees- en verbandmiddelen), kosten van begrafenis en alles wat verder tot onderhoud en verzorging strekt;
D.
arbeidsloonen in geld uitbetaald aan verpleegden;
E.
uitbesteding in huisgezinnen;
F.
verpleging in andere gestichten;
G.
ander, niet onder At/m F te rangschikken, hulpbetoon.
Mede wordt opgave gedaan van hetgeen terugontvangen is:
A.
voor verpleging in het gesticht der instelling;
B.
voor uitbesteding in andere gestichten;
C.
voor uitbesteding in gezinnen;
D.
als opbrengst van door verpleegden verrichten arbeid of vervaardigde goederen;
E.
uit anderen hoofde.
De opgaven bedoeld sub A, B en C worden verstrekt naar de volgende indeeling:
1°.
bijdragen van ouders van verpleegden;
2°.
andere terugontvangsten.
Artikel
13
1
Door de besturen van instellingen, welke niet zijn te rangschikken onder de artt. 1 t/m 12 van dit besluit, wordt het aantal personen opgegeven, aan wie in het verslagjaar hulp is verleend, onder mededeeling van den vorm der hulpverleening en nadere bijzonderheden omtrent de behoeftigen.
2
De uitgaven voor hulpverleening van bovenbedoelde personen worden opgegeven naar de volgende indeeling:
A.
huur of huurwaarde van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de uitoefening van het beheer en voor de huisvesting of verzorging van behoeftigen;
B.
belasting en verdere lasten en onderhoud van gebouwen, lokaliteiten en gronden, bestemd voor de huisvesting of verzorging van behoeftigen, onderhoud van meubilair, traktementen en loonen van het personeel e. d.;
C.
verpleging in een gesticht onder eigen beheer, als voeding, kleeding, ligging, bewassching, verwarming, verlichting, genees- of heelkundige hulp (w.o. genees- en verbandmiddelen), kosten van begrafenis en alles wat verder tot onderhoud en verzorging strekt;
D.
uitbesteding in huisgezinnen:
E.
verpleging in gestichten onder ander beheer, onverschillig of die gestichten al dan niet instellingen van weldadigheid zijn in den zin der Armenwet;
F.
alle andere, onder At/m E niet te rangschikken, hulpbetoon.
Mede wordt opgegeven hetgeen terugontvangen is ter zake van:
a.
verpleging in een gesticht in eigen beheer;
b.
uitbesteding in huisgezinnen;
c.
verpleging in andere gestichten;
d.
hulpbetoon van anderen aard.
Artikel
14
Bovendien worden door de besturen van instellingen van weldadigheid opgegeven de uitgaven voor subsidies aan gemeenten en andere instellingen van weldadigheid ten behoeve van de verzorging van behoeftigen.
Artikel
15
De in de artt. 1 t/m 14 bedoelde opgaven worden verstrekt op door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken vastgestelde tabellen.
Artikel
16
Vervallen
Artikel
17
Vervallen
Artikel
18
Vervallen
Artikel
19
Vervallen
§
3
Van den armenraad
Artikel
20
Zoodra door Ons een armenraad is ingesteld, geeft de Burgemeester van de gemeente, waarin of waarvoor de raad is ingesteld, daarvan kennis aan iedere instelling van weldadigheid, welke een vertegenwoordiger in den raad zal aanwijzen. De burgemeester doet daarbij onder herinnering aan het bepaalde in de artikelen 42 en 48 der wet voor iedere instelling mededeeling van de som, bedoeld in artikel 42, tweede lid; van het aantal leden en, zoo zij één of meer bestuursleden mag aanwijzen, van het aantal bestuursleden, die zij mag aanwijzen, alsmede van het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, der wet.
Artikel
21
1
Bij de kennisgeving ingevolge artikel 20 voegt de Burgemeester het verzoek, hem binnen drie weken den naam van den vertegenwoordiger en van den plaatsvervangend vertegenwoordiger of de namen der vertegenwoordigers en der plaatsvervangende vertegenwoordigers schriftelijk mede te deelen. Een particuliere, kerkelijke of gemengde instelling van weldadigheid, welke niet aan het verzoek heeft voldaan, wordt geacht hare bereidverklaring tot aanwijzing van een vertegenwoordiger te hebben herroepen.
2
Indien de zetel van den armenraad gevestigd zal zijn in eene andere gemeente, brengt de Burgemeester de hem medegedeelde namen ter kennis van den Burgemeester van de gemeente, waar die zetel zal zijn gevestigd.
Artikel
22
1
Binnen veertien dagen, na het verstrijken van den in artikel 21, eerste lid, gestelden termijn van drie weken, schrijft de Burgemeester van de gemeente, waar de zetel van den armenraad gevestigd zal zijn, de eerste vergadering van den armenraad uit. Deze vergadering heeft plaats binnen dertig dagen na de oproeping, maar wordt niet gehouden op een Zondag, op den Christelijken tweeden Paasch- of Pinksterdag, op den Hemelvaartsdag of op een der beide Kerstdagen.
2
Bij de oproeping tot de eerste vergadering voegt de Burgemeester een lijst van de instellingen, die één of meer vertegenwoordigers en plaatsvervangende vertegenwoordigers hebben aangewezen en van de aangewezen vertegenwoordigers en plaatsvervangende vertegenwoordigers. Mede richt de Burgemeester tot iedere instelling van weldadigheid, welke ingevolge artikel 48 der wet recht heeft tot aanwijzing van een of meer bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden, het verzoek, hem binnen veertien dagen te berichten, of de instelling van haar recht in deze gebruik zal maken en zoo ja, daarbij op te geven de namen van hen, die de instelling als bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden zal aanwijzen.
Artikel
23
In de door den Burgemeester voorgezeten vergadering van den armenraad geschiedt de aanwijzing van bestuursleden en van plaatsvervangende bestuursleden door het doen van mededeeling door den Burgemeester van de in artikel 22, laatste lid, bedoelde opgave van namen.
Artikel
24
1
Voor zoover de bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden niet zijn aangewezen, worden zij verkozen door de vertegenwoordigers van die instellingen, welke geene aanwijzing hebben gedaan, of, indien alle instellingen eene aanwijzing deden, door alle vertegenwoordigers.
2
Bij die verkiezing wordt er naar gestreefd dat zooveel mogelijk de vier soorten van instellingen, bedoeld onder a, b, c en d in het eerste lid van artikel 2 der wet, in het bestuur vertegenwoordigd zullen zijn.
Artikel
25
De verkiezing geschiedt bij gesloten en ongeteekende briefjes. Voor de benoeming van bestuursleden en voor die van plaatsvervangende bestuursleden wordt eene afzonderlijke verkiezing gehouden. Ieder stembriefje bevat ten hoogste zooveel namen als er plaatsen vervuld moeten worden.
Artikel
26
1
De Burgemeester wijst voor iedere verkiezing vier leden aan als stemopnemers.
2
Nadat de Burgemeester het getal der tegenwoordig zijnde en in deze tot stemmen bevoegde leden en de eerstbenoemde der stemopnemers dat der in de bus gevonden stembriefjes hebben opgegeven, wordt achtereenvolgens ieder stembriefje door de twee eerstbenoemde stemopnemers opgelezen. De beide andere teekenen de stemmen op. Ten slotte maakt de eerstbenoemde der stemopnemers den uitslag der verkiezing bekend.
Artikel
27
Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes worden, tot bepaling der meerderheid, niet mede gerekend onder het getal der geldig uitgebrachte stemmen.
Artikel
28
Eene verkregen meerderheid van stemmen geldt niet, wanneer het getal der in de bus gevonden stembriefjes grooter is dan dat der leden, die stemden, en dit verschil van invloed heeft kunnen zijn.
Artikel
29
Voor zoover niet bij de eerste verkiezing het vereischte aantal personen de volstrekte meerderheid hebben verkregen, wordt tot eene tweede, mede geheel vrije verkiezing overgegaan, ter benoeming van zooveel personen als er na de eerste verkiezing nog plaatsen te vervullen zijn.
Artikel
30
Voor zoover ook bij deze verkiezing niet het vereischte aantal personen de volstrekte meerderheid van stemmen verkregen heeft, worden verkozen geacht de personen, tot het vereischte aantal, die de meeste stemmen op zich vereenigd hebben. Indien het aantal van deze personen grooter is dan het aantal der te vervullen plaatsen, doordat twee of meer personen een gelijk aantal stemmen op zich vereenigd hebben, beslist het lot tusschen de personen, die een gelijk aantal stemmen op zich vereenigden. Daartoe worden briefjes, bevattende de namen dier personen, behoorlijk toegevouwen in de bus geworpen en door een anderen stemopnemer een voor een, tot het vereischte aantal, uitgetrokken en voorgelezen. De persoon of de personen, op de uitgetrokken naambriefjes vermeld, zijn de benoemden.
Artikel
31
Na de verkiezing van bestuursleden en van plaatsvervangende bestuursleden stelt de Burgemeester aan de orde de benoeming van een voorzitter.
Artikel
32
1
De benoeming geschiedt bij gesloten en ongeteekende briefjes.
Wanneer niemand bij de eerste verkiezing de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede, mede geheel vrije verkiezing overgegaan.
Artikel
34
Indien ook bij deze verkiezing door niemand de volstrekte meerderheid van stemmen verkregen is, heeft er eene derde verkiezing plaats tusschen de twee personen, die bij de tweede verkiezing de meeste stemmen op zich vereenigd hebben.
Artikel
35
Indien het bij de tweede verkiezing niet uitgemaakt is, tusschen wie er moet overgestemd worden, wordt bij eene voorafgaande stemming beslist, wie van hen, die een gelijk aantal stemmen op zich hebben vereenigd, op het tweetal zal worden geplaatst.
Artikel
36
Indien, in het geval bij het vorige artikel bedoeld, of ook bij de eindstemming, de stemmen staken, beslist het lot.
Artikel
37
Na de verkiezing installeert de Burgemeester den voorzitter, zoo deze aanwezig is, en de bestuursleden en hun plaatsvervangers.
Artikel
38
Indien de tot voorzitter benoemde de benoeming niet aanvaardt, geschiedt de benoeming in eene volgende vergadering, die zoo spoedig mogelijk wordt uitgeschreven en wordt voorgezeten door den Burgemeester. Voor die benoeming gelden de artikelen 32-36 van dit besluit. De Burgemeester installeerd den voorzitter, zoo deze aanwezig is.
Artikel
39
Voor zoover daarin niet is voorzien bij de artikelen 20-38 beslist de Burgemeester ten aanzien van de voorbereiding, de oproeping, de leiding en de in die artikelen bedoelde werkzaamheden van de eerste vergaderingen van den armenraad.
Artikel
40
1
Bij het huishoudelijk reglement wordt aan het bestuur van den armenraad onder meer opgedragen:
1°.
de taak van den armenraad, omschreven in de artikelen 12 en 57 der wet, behoudens, in geval van geschil, de uitspraak van den armenraad, die door het bestuur moet worden nageleefd;
het toezicht op de werkzaamheden van den secretaris en diens bureau;
4°.
de voorbereiding van de adviezen van den armenraad en, in gevallen, waarin niet kan worden gewacht tot de vergadering van den armenraad, het adviseeren namens den raad, onder gehoudenheid het advies ter kennis van den raad te brengen;
5°.
de voorbereiding van de algemeene vergaderingen en, voor zooveel noodig, van de werkzaamheden van den armenraad.
2
Bij het huishoudelijk reglement worden voor zoover deze onderwerpen niet reeds bij of krachtens de wet zijn geregeld, voor de ambtenaren bij den armenraad met uitzondering van den secretaris, in overleg met de gemeente onderscheidenlijk de gemeenten die de kosten van den armenraad dragen, voorschriften vastgesteld betreffende:
a.
aanstelling;
b.
schorsing;
c.
ontslag;
d.
bezoldiging;
e.
wachtgeld;
f.
diensttijden;
g.
verlof en vacantie en aanspraken ingeval van ziekte;
h.
overige rechten en verplichtingen der ambtenaren;
i.
disciplinaire straffen;
j.
administratieve instanties, als bedoeld in het tweede lid en derde lid van artikel 3 der Ambtenarenwet 1929, voor zoover deze worden mogelijk gemaakt;
k.
de wijze, waarop aan de vereenigingen van ambtenaren de gelegenheid wordt gegeven ten aanzien van de dezen betreffende algemeen verbindende voorschriften haar gevoelen te doen kennen.
Artikel
41
Zeven maanden vóór het einde van den termijn van vier jaren, bedoeld in artikel 44 der wet, richt het bestuur van den armenraad tot alle instellingen van weldadigheid, welke voorkomen op de lijst, bedoeld in artikel 3 der wet, en binnen het ambtsgebied van den armenraad armenverzorging buiten gestichten ten doel hebben, het verzoek, binnen een maand te berichten, of zij bereid zijn, voor een nieuwen termijn van vier jaren een vertegenwoordiger aan te wijzen. De ingekomen antwoorden worden door het bestuur zoo spoedig mogelijk aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken gezonden.
Artikel
42
Binnen twee weken nadat door Ons voor den nieuwen termijn van vier jaren de som, bedoeld in het tweede lid van artikel 42 der wet, is vastgesteld, geeft het bestuur van den armenraad daarvan kennis aan elke instelling, die zich bereid heeft verklaard, een vertegenwoordiger aan te wijzen. Daarbij worden de mededeelingen gedaan, bedoeld in artikel 20, en het verzoek, bedoeld in artikel 21. De ingekomen antwoorden worden door het bestuur van den armenraad gezonden aan den Burgemeester van de gemeente, waar de zetel van den raad gevestigd is. Deze schrijft zoo spoedig mogelijk na den aanvang van den nieuwen termijn van vier jaren de eerste vergadering van den armenraad uit en handelt voorts overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 22-39.
Artikel
43
1
Indien de samenstelling van een armenraad, welke eerst na 1 April 1930 kan worden vernieuwd, op dien datum niet zou overeenstemmen met de bepalingen der Armenwet, zooals deze is gewijzigd bij de wet van 22 Juni 1929 (Staatsblad n°. 326), wordt de samenstelling vóór 1 April 1930 met de wet in overeenstemming gebracht.
2
Voor zoodanigen armenraad geldt het getal, door Ons bepaald ingevolge artikel 48, eerste lid, der Armenwet, zooals dat artikel luidde vóór de wijziging bij de wet van 22 Juni 1929 ( Staatsblad n°. 326), als de som, bedoeld in artikel 42, tweede lid, der Armenwet, zooals dat thans luidt, en welke som tot grondslag strekt voor de aanwijzing van bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden.
3
In de eerste helft van de maand Januari 1930 wordt door het bestuur van den armenraad:
1°.
tot iedere instelling van weldadigheid, die in den armenraad vertegenwoordigd is, het verzoek gericht, vóór 1 Februari 1930 den naam van den plaatsvervangend vertegenwoordiger of de namen der plaatsvervangende vertegenwoordigers mede te deelen;
2°.
aan iedere instelling van weldadigheid, aan welke het in artikel 48 der wet omschreven recht toekomt, mededeeling gedaan van het aantal bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden, die zij mag aanwijzen. Bij die mededeeling wordt verzocht, vóór 1 Februari 1930 schriftelijk te berichten, of de instelling van haar recht in deze gebruik zal maken en zoo ja, daarbij op te geven de namen van hen, die de instelling als bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden zal aanwijzen.
4
Zoo spoedig mogelijk in de maand Februari 1930 belegt de Voorzitter eene vergadering van den armenraad, waarin zullen plaats hebben de aanwijzing en zoo noodig de verkiezing van bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden. De aanwijzing geschiedt door het doen van mededeeling door den Voorzitter van de in het voorgaande lid, onder 2°., bedoelde opgave van namen.
5
Ten aanzien van de verkiezing zijn de artikelen 24-30 van toepassing, met dien verstande, dat telkens waar in die artikelen sprake is van den Burgemeester, daarvoor wordt gelezen, de Voorzitter van den Armenraad.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad geplaatst en in afschrift aan den Raad van State gezonden zal worden.