Wet van 6 maart 1915, houdende bepaling betreffende het gebruik van grond voor mijnontginning

Wet bepaling betreffende het gebruik van grond voor mijnontginning

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is een voorziening te treffen met het oog op de mogelijkheid, dat voor eenzelfde veld meer dan eene mijnconcessie wordt verleend;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eenig artikel

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, POSTHUMA.
De Minister van Justitie, B. ORT.