Besluit van 23 april 1919, tot intrekking van de Koninklijke besluiten van 20 februari 1816, n°. 69, en 3 januari 1818, n°. 91, en tot vaststelling van nieuwe bepalingen nopens het bekomen, wijziging, enz. van wapens voor provinciën, gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen of instellingen

Besluit vaststelling bekomen, wijziging, enz. wapens voor provinciën, gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen of instellingen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie, van Financiën en van Binnenlandsche Zaken, van den 1 April 1919, 1e Afdeeling A., n°. 500, van 7 April 1919 n°. 97, Afd. Kab. en Secr., en van 17 April 1919 n°. 4455, afdeeling Binnenlandsch Bestuur;
Den Hoogen Raad van Adel gehoord, advies van den 25 October 1918, n°. 30;
Gelet op het besluit van den Souvereinen Vorst van 24 December 1814, n°. 32;

Hebben goedgevonden en verstaan: te bepalen, met intrekking van de Koninklijke besluiten van 20 Februari 1816, n°. 69, en van 3 Januari 1818, n°. 91:

Artikel

1

Artikel

2

Nieuw gevormde publiekrechtelijke lichamen, die de naam hebben ontvangen van een bij hun vorming opgeheven publiekrechtelijk lichaam, kunnen het wapen van dat publiekrechtelijk lichaam als hun wapen voeren.

Artikel

3

Artikel

4

Alle kosten zoo van vervaardiging als anderszins op het uit te reiken wapendiploma vallende, zijn ten laste van het verzoekende lichaam.

Onze Ministers van Justitie, van Financiën en van Binnenlandsche Zaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemeene Rekenkamer en dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Justitie, HEEMSKERK.
De Minister van Financiën, DE VRIES.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, CH. RUYS DE BEERENBROUCK.
De Minister van Justitie, HEEMSKERK.