Artikel
1
De Koninklijke besluiten van 21 Mei 1910 (Staatsblad n°. 137), van 17 Augustus 1910 (Staatsblad n°. 405) en van 10 April 1917 (Staatsblad n°. 282) zijn vervallen.
Hebben goedgevonden en verstaan:
te rekenen met ingang van 1 Januari 1920, te bepalen:
De Koninklijke besluiten van 21 Mei 1910 (Staatsblad n°. 137), van 17 Augustus 1910 (Staatsblad n°. 405) en van 10 April 1917 (Staatsblad n°. 282) zijn vervallen.
Het personeel voor den dienst der Justitiegebouwen bestaat uit:
een Rijksbouwmeester;
twee adjunct-Rijksbouwmeesters;
vijf bouwkundige hoofdambtenaren;
negentien bouwkundige ambtenaren, verdeeld in:
bouwkundige ambtenaren 1e klasse;
bouwkundige ambtenaren 2e klasse;
ambtenaar voor bijzondere diensten;
twee klerken.
Bij het bureau van den Rijksbouwmeester kunnen voorts worden werkzaam gesteld:
een concierge-bode;
een vaste-knecht.
De ambtenaren, die thans werkzaam zijn met den titel van hoofdopzichter, zullen den rang innemen, genoemd in artikel 2, sub 3°., de opzichters sub 1e, 2e en 3e klasse, den rang vermeld in artikel 2, sub 4°., onderscheidenlijk a., b. en c.
De ambtenaren genoemd in artikel 2, sub 1 tot en met 4, worden door Ons, de klerken, de concierge-bode en de vaste knecht door Onzen Minister van Justitie benoemd, geschorst en ontslagen.
Ambtenaren in vasten dienst kunnen met een anderen titel dan in artikel 2 van dit besluit vermeld worden werkzaam gesteld. De rang, dien zij naar de onderscheiding in genoemd artikel zullen innemen, wordt door Ons bepaald.
Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van Financiën, aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer.