Besluit van 25 april 1922, ter uitvoering van artikel 2 der Veewet
Organisatiebesluit veeartsenijkundige dienst
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 25 Maart 1922, Directie van den Landbouw, N°. 15843, 3e Afdeeling;
Overwegende, dat volgens artikel 2, derde en vierde lid, der Veewet bij algemeenen maatregel van bestuur de wijze, waarop de ambtenaren van den veeartsenijkundigen dienst zullen worden benoemd, geschorst en ontslagen, benevens hun werkkring en hunne bevoegdheid moeten worden geregeld;
en dat bij dien algemeenen maatregel van bestuur het Rijk moet worden verdeeld in districten en moet worden bepaald, dat voor ieder district een ambtenaar als hoofd van den dienst zal worden aangewezen;
Den Raad van State gehoord (advies van 11 April 1922, N°. 39);
Gelet op het nader rapport van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 21 April 1922, Directie van den Landbouw, N°. 5581, 3e afdeeling;
Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen:
Titel
I
Algemeene bepalingen
Artikel
1
Dit besluit verstaat door:
a.
Minister: Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel;
b.
Directeur-Generaal: Directeur-Generaal Landelijke Gebieden en Kwaliteitszorg.
Artikel
2
1
De veeartsenijkundige dienst ressorteert onder het Directoraat-Generaal Landelijke Gebieden en Kwaliteitszorg.
2
De ambtenaren van dien dienst gedragen zich naar de voorschriften van den Directeur-Generaal.
Artikel
3
Voor de uitoefening van het veeartsenijkundig staatstoezicht wordt het Rijk verdeeld in districten, waarvan het werkgebied overeenkomt met het door de Minister van Landbouw en Visserij vastgestelde werkgebied van de kringen als bedoeld in artikel 4 van de regeling van de Minister van Landbouw en Visserij van 13 september 1983, no. J. 3762 (Stcrt. 181).
Titel
II
Van de ambtenaren van den veeartsenijkundigen dienst
§
1
Algemeene bepalingen
Artikel
4
1
De ambtenaren van de veeartsenijkundige dienst dragen de titel van:
a.
directeur;
b.
adjunct-directeur;
c.
inspecteur;
d.
adjunct-inspecteur;
e.
plaatsvervangend inspecteur;
f.
rijkskeurmeester in bijzondere dienst of
g.
opzichter.
2
De inspecteurs worden onderscheiden in inspecteurs in algemene dienst en inspecteurs-districtshoofden.
3
De adjunct-inspecteurs worden onderscheiden in adjunct-inspecteurs in algemene dienst en districts-adjunct-inspecteurs.
4
De opzichters worden onderscheiden in opzichters in algemene dienst, districts-opzichters en opzichters in bijzondere dienst.
Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de ambtenaren, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, in handen van Onze Minister, die, bedoeld in artikel 4, onder d en g, met uitzondering van de opzichters in bijzondere dienst, in handen van de directeur en die, bedoeld in artikel 4, onder e en f, alsmede de opzichters in bijzondere dienst, in handen van de inspecteur-districtshoofd van het district, waarin hun standplaats is gelegen, kosteloos de eed of belofte af, dat zij de werkzaamheden aan hun ambt verbonden, naar plicht en geweten, nauwgezet en onpartijdig zullen verrichten.
Artikel
7
Met uitzondering van de rijkskeurmeesters in bijzondere dienst en de opzichters in bijzondere dienst zijn de ambtenaren van de veeartsenijkundige dienst bij de uitoefening van hun ambt voorzien van een door de Directeur-Generaal verstrekte legitimatiekaart.
Artikel
8
De ambtenaren, bedoeld in artikel 4, onder a, b, c en d, bekleden geen ander ambt of andere bediening, noch oefenen zij de diergeneeskundige praktijk uit zonder Onze toestemming. De ambtenaren, bedoeld in artikel 4, onder g, met uitzondering van de opzichters in bijzondere dienst, bekleden geen ander ambt of andere bediening zonder de toestemming van Onze Minister.
Artikel
9
Vervallen
§
2
Van den directeur
Artikel
10
1
De directeur heeft als hoofd van den veeartsenijkundigen dienst de leiding van en het toezicht op de werkzaamheden van de onder hem gestelde ambtenaren.
2
Zijn standplaats is 's-Gravenhage.
3
Zijn ambtsgebied omvat het geheele Rijk.
Artikel
11
1
De directeur bevordert zooveel mogelijk eenheid in de vervulling van de taak der onder hem gestelde ambtenaren.
2
Hij dient Onzen Minister en den Directeur-Generaal van advies, kan hun voorstellen doen en geeft hun zoowel mondeling als schriftelijk de verlangde inlichtingen.
3
Hij is bevoegd de onder hem gestelde ambtenaren tijdelijk in een anderen ambtskring werkzaam te stellen.
4
Hij is verder bevoegd tot het bijeenroepen van de onder hem gestelde ambtenaren tot het houden van besprekingen en tot het geven van opdrachten aan deze ambtenaren.
Artikel
12
1
De directeur brengt jaarlijks aan Onzen Minister vóór een door dezen te bepalen datum verslag uit over de werkzaamheden van den veeartsenijkundigen dienst en den gezondheidstoestand van den veestapel.
2
Hij is belast met de zorg voor de samenstelling van de verslagen, waartoe hem door Onzen Minister opdracht wordt gegeven.
3
Hij houdt zich op de hoogte van den gezondheidstoestand van den veestapel in de naburige landen en van de veeartsenijkundige wettelijke voorschriften, welke aldaar van kracht zijn.
4
Hij verzamelt alle gegevens, welke kunnen dienen ter beoordeeling van den gezondheidstoestand van den veestapel.
5
Hij verricht of doet de onderzoekingen verrichten, welke hem noodig voorkomen in het belang van den gezondheidstoestand van den veestapel, en geeft zoo noodig aanwijzing omtrent de middelen, welke tot verbetering kunnen strekken.
6
Hij draagt zorg voor de aanschaffing van het materiaal ten behoeve van den veeartsenijkundigen dienst, voor zooveel dat materiaal niet door de andere ambtenaren met machtiging van Onzen Minister wordt aangeschaft.
Artikel
13
De directeur wordt tijdens afwezigheid of ontstentenis vervangen door den adjunct-directeur en tijdens afwezigheid of ontstentenis van dezen: door een door den Directeur aangewezen Inspecteur.
§
3
Van den adjunct-directeur
Artikel
14
1
De adjunct-directeur vervangt den directeur bij afwezigheid of ontstentenis. Hij staat den directeur, onder diens onmiddellijke leiding en volgens diens aanwijzingen, bij in zijn taak, omschreven in artikel 10, en verricht overigens de werkzaamheden, hem door den Directeur opgedragen.
2
Zijn standplaats is 's-Gravenhage. Zijn ambtsgebied omvat het geheele Rijk.
3
Hij wordt tijdens afwezigheid of ontstentenis indien noodig vervangen door een, door den directeur aangewezen inspecteur.
§
4
Van de inspecteurs
Artikel
15
1
Aan den directeur kunnen door Onzen Minister inspecteurs en adjunct-inspecteurs in algemeenen dienst worden toegevoegd.
2
Zij verrichten de werkzaamheden, hun door den directeur of, bij afwezigheid of ontstentenis en namens dezen, door den adjunct-directeur opgedragen.
3
Hun ambtsgebied omvat het geheele Rijk.
4
Zij worden tijdens afwezigheid of ontstentenis, indien noodig, vervangen door een door den directeur aangewezen inspecteur of adjunct-inspecteur.
Artikel
16
1
De inspecteurs-districtshoofden staan aan het hoofd van den veeartsenijkundigen dienst in een der districten, waarin het Rijk overeenkomstig artikel 3 is ingedeeld.
2
Aan de inspecteurs-districtshoofden kunnen door Onze Minister districts-adjunct-inspecteurs en plaatsvervangende inspecteurs worden toegevoegd.
3
De standplaatsen van de inspecteurs-districtshoofden en de districts-adjunct-inspecteurs worden door Onze Minister aangewezen.
Artikel
17
1
De inspecteurs-districtshoofden zijn, behalve met de taak, hun ingevolge de Veewet opgelegd, belast met alle werkzaamheden, hun door of vanwege Onzen Minister door den directeur of bij afwezigheid of ontstentenis en namens dezen door den adjunct-directeur opgedragen.
2
Zij dienen Onzen Minister, den Directeur-Generaal en den directeur desgevraagd van advies en geven hun schriftelijk of mondeling de verlangde inlichtingen.
3
Zij stellen zich bij voortduring op de hoogte van den veestapel in hun district.
4
Zij verrichten, voor zooveel zulks hun door den directeur wordt opgedragen of zij zelf dit noodig achten, onderzoekingen en verzamelen gegevens, welke voor den veeartsenijkundigen dienst van belang zijn.
5
Zij brengen jaarlijks aan den directeur vóór een door dezen te bepalen datum en overeenkomstig diens aanwijzingen verslag uit omtrent hunne werkzaamheden en die der onder hen gestelde ambtenaren, zoomede omtrent den gezondheidstoestand van den veestapel in hun district.
6
Een inspecteur-districtshoofd wordt tijdens zijn afwezigheid of ontstentenis vervangen door een door de directeur aangewezen inspecteur-districtshoofd, adjunct-inspecteur of plaatsvervangend-inspecteur.
§
5
Van de plaatsvervangende inspecteurs
Artikel
18
De plaatsvervangende inspecteurs staan ter beschikking van de inspecteur-districtshoofd, binnen wiens district hun standplaats is gelegen. Zij verrichten de werkzaamheden hun opgedragen door evenbedoelde inspecteur-districtshoofd en door de directeur.
§
6
Van de rijkskeurmeesters in bijzondere dienst
Artikel
19
De rijkskeurmeesters in bijzondere dienst zijn werkzaam onder de inspecteur-districtshoofd binnen wiens district hun standplaats is gelegen. Zij worden te werk gesteld in door Onze Minister aangewezen gemeenten en plaatsen waar vee, vlees of vleesprodukten ter keuring voor uitvoer kunnen worden aangeboden. Hun standplaatsen worden door Onze Minister aangewezen. Zij verrichten de werkzaamheden hun opgedragen door de directeur.
Artikel
20
Een rijkskeurmeester in bijzondere dienst wordt tijdens zijn afwezigheid of ontstentenis vervangen door een door de directeur aangewezen rijkskeurmeester in bijzondere dienst.
§
7
Van de adspirant-rijkskeurmeesters
Artikel
21
Vervallen
§
8
Van de opzichters
Artikel
22
1
Aan de directeur kunnen door Onze Minister opzichters in algemene dienst worden toegevoegd. Zij hebben een hun door de directeur aangewezen werkkring.
2
Aan de inspecteurs-districtshoofden kunnen door Onze Minister districts-opzichters worden toegevoegd. Zij hebben een hun door de inspecteur-districtshoofd, waaraan zij zijn toegevoegd, aangewezen werkkring.
3
Aan de rijkskeurmeesters in bijzondere dienst kunnen door Onze Minister opzichters in bijzondere dienst worden toegevoegd. Zij hebben een hun door de rijkskeurmeester in bijzondere dienst, waaraan zij zijn toegevoegd, aangewezen werkkring.
Titel
III
Van de commissie van advies inzake het veeartsenijkundig Staatstoezicht
Artikel
23
1
Onze Minister kan zich tijdelijk doen bijstaan door eene commissie van advies inzake het veeartsenijkundig Staatstoezicht.
2
De leden der commissie worden door Ons benoemd.
3
De Directeur-Generaal is ambtshalve lid.
4
De vergaderingen der commissie worden gehouden te 's-Gravenhage.
5
Zij worden geleid door Onzen Minister en bij diens verhindering door den Directeur-Generaal of door een door Onzen Minister aangewezen lid.
6
Tot het bijwonen van de vergaderingen der commissie worden de door Onzen Minister aan te wijzen ambtenaren van den veeartsenijkundigen dienst uitgenoodigd.
7
Al hetgeen verder op de commissie en hare werkzaamheden betrekking heeft, wordt door Onzen Minister geregeld.
Titel
IV
Slotbepaling
Artikel
24
Dit besluit kan worden aangehaald als: Organisatiebesluit veeartsenijkundige dienst.
Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer.
's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,H. A. VAN IJSSELSTEIJN.