Artikel
1
Verklaring uitdrukkingen
Deze wet verstaat onder:
-
a.
"belanghebbenden", hen die op 25 Juli 1918 hoofdmiddel van bestaan vonden in de uitoefening van de visscherij op de Zuiderzee of in het bedrijf van scheepsbouwer, scheepshersteller, mastenmaker, blokmaker, zeilmaker, nettenmaker, nettenhandelaar, taander, touwslager, mandenmaker, kistenmaker, kuiper, smid, loodgieter, koperslager, vischrooker, vischzouter, vischvervoerder, commissionnair of handelaar in visch, vischventer, leverancier van scheepsbenoodigdheden, vischafslager, vischcontroleur, wiervisscher, commissionnair of handelaar in zeegras, eendenhouder of nesthandelaar, voor zooverre het gegrond was op de visscherij op de Zuiderzee.
Zij, die op 25 Juli 1918 inkomsten trokken uit fondsen, waaraan Zuiderzeevisschers een deel der besomming plegen af te dragen (zoogenaamde Visschersfondsen), benevens op dien datum in Zuiderzeegemeenten woonachtige visschers, die de visscherij ter Noordzee uitoefenen, doch hun bedrijf na afsluiting niet kunnen voortzetten en weduwen van belanghebbenden kunnen voor toepassing dezer wet met belanghebbenden worden gelijkgesteld.
-
b.
"Minister", Onzen Minister, met de uitvoering van deze wet belast.