Besluit van 18 december 1925, tot instelling van de Generale Commissie, bedoeld in artikel 3 der Zuiderzeesteunwet 1925 (Staatsblad n°. 290) en tot vaststelling van bepalingen betreffende die Commissie

Besluit instelling Generale Commissie ex artikel 3 Zuiderzeesteunwet 1925

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van 30 October 1925, n°. 315, Afdeeling Waterstaat T.;
Gelet op artikel 3 der Zuiderzeesteunwet 1925 (Staatsblad n°. 290);
Den Raad van State gehoord (advies van 24 November 1925, n°. 25);
Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 14 December 1925, n°. 311, Afdeeling Waterstaat T.;

Hebben goedgevonden en verstaan: Met ingang van het tijdstip, waarop artikel 3 der Zuiderzeesteunwet 1925 (Staatsblad n°. 290) zal in werking treden, in te stellen de in dat artikel bedoelde Generale Commissie, en voor die Commissie de volgende bepalingen vast te stellen alsmede bepalingen vast te stellen voor de in artikel I van de wet van 27 Maart 1931 (Staatsblad n°. 129) bedoelde plaatselijke commissiën:

Van de Generale Commissie

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De Generale Commissie kan geen besluiten nemen, indien niet meer dan de helft van hare leden aanwezig is. Alle besluiten worden bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden genomen. Bij staking der stemmen beslist, indien mondeling gestemd wordt, de stem van den Voorzitter, en, indien schriftelijk gestemd wordt, het lot.

Artikel

7

De Generale Commissie stelt een reglement van orde vast. Dit reglement en de daarin aan te brengen wijzigingen treden niet in werking, dan nadat daarop de goedkeuring van Onzen Minister van Waterstaat is verkregen.

Artikel

8

Artikel

9

Alle stukken, welke van de Generale Commissie uitgaan, worden door den Voorzitter en den Secretaris onderteekend.

Artikel

10

De Secretaris is de Generale Commissie, den Voorzitter, de subcommissies en de leden in alles wat de hun opgedragen taak betreft, behulpzaam.

Hij is belast met de zorg voor het archief der Generale Commissie.

De Generale Commissie regelt zijne vervanging bij afwezigheid of ontstentenis en stelt zijne instructie vast. Deze instructie behoeft de goedkeuring van den Minister van Waterstaat.

Artikel

11

De Generale Commissie is bevoegd zich met alle openbare besturen, colleges, autoriteiten of andere personen rechtstreeks in verbinding te stellen.

Zij, alsmede haar Voorzitter en de door haar of door haren Voorzitter ingestelde subcommissies zijn bevoegd ambtenaren, deskundigen of andere personen, op wier voorlichting prijs wordt gesteld, tot het geven daarvan uit te noodigen.

Overleg met Hoofden van Departementen van Algemeen bestuur geschiedt door tusschenkomst van Onzen Minister van Waterstaat.

Artikel

12

De Generale Commissie, benevens de uit haar midden gevormde subcommissies kunnen van den directeur van den Rijksdienst ter uitvoering van de Zuiderzeesteunwet, ingesteld bij Koninklijk besluit van 7 Januari 1932 (Staatsblad n°. 4), schriftelijk of mondeling de gegevens verlangen, welke zij noodig hebben voor de uitvoering van haar taak.

Artikel

13

De Generale Commissie brengt jaarlijks voor 1 Juli aan Onzen Minister van Waterstaat een beknopt verslag uit omtrent de hoofdzaken harer verrichtingen in het afgeloopen kalenderjaar.

Van de plaatselijke commissiën

Artikel

14

Door Onzen Minister kunnen in de gemeenten Amsterdam, Bunschoten, Edam, Elburg, Enkhuizen, Harderwijk, Harlingen, Den Helder, Hoorn, Huizen, Kampen, Lemsterland, Marken, Medemblik, Monnikendam, Stad Vollenhove, Stavoren, Texel, Urk en Wieringen, den Burgemeester gehoord, plaatselijke commissiën worden ingesteld.

Door Onzen Minister kan worden bepaald, dat het gebied van een plaatselijke commissie zich mede uitstrekt over een of meer naburige gemeenten.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Algemeene bepalingen

Artikel

18

De leden en de secretaris van de Generale Commissie ontvangen vergoeding voor reis- en verblijfkosten. De leden hebben, met inachtneming van het Koninklijk besluit van 29 December 1921 (Staatsblad n°. 1452), aanspraak op een door Onzen Minister van Waterstaat, met medewerking van Onzen Minister van Financiën, vast te stellen vergoeding voor tijdverzuim voor elken dag, waarop zij eene vergadering van de Generale Commissie of van een sub-commissie hebben bijgewoond.

Het in het eerste lid bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 11 bedoelde personen.

Artikel

18a

De leden der plaatselijke commissiën ontvangen vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede een door Onzen Minister van Waterstaat, met medewerking van Onzen Minister van Financiën, vast te stellen presentiegeld voor elke vergadering der plaatselijke comissiën, welke zij hebben bijgewoond.

Indien op denzelfden dag meer dan één vergadering plaats heeft, wordt slechts éénmaal presentiegeld ontvangen.

De secretarissen - lid der commissie zijnde - die reeds een vaste vergoeding genieten, ontvangen geen presentiegeld.

Artikel

19

De leden en de secretaris van de Generale Commissie, alsmede de leden der plaatselijke commissiën, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij in hun hoedanigheid vernemen, voor zooverre mededeeling daarvan niet bij of krachtens de wet is voorgeschreven.

Onze Minister van Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en aan den Raad van State in afschrift zal worden medegedeeld.

Het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Waterstaat, M. BONGAERTS.
De Minister van Justitie, J. SCHOKKING.