Enig artikel
1
De voorzitters, leden en secretarissen van bij eene wet, Koninklijk besluit of Ministerieele beschikking ingestelde commissiën en hunne plaatsvervangers, alsmede de aan een commissie toegevoegde deskundigen, die niet in het genot zijn gesteld van een vacatiegeld of van eene vaste belooning, als bedoeld in Ons besluit van 29 December 1921 (Staatsblad no. 1452), gewijzigd bij Ons besluit van 13 November 1922 (Staatsblad no. 597), en die evenmin aanspraak kunnen maken op vergoeding wegens verblijfkosten, ingevolge het Reisbesluit 1916, zullen, indien de pauzen tusschen een ochtend- en een middagvergadering of tusschen een middag- en een avondvergadering van eenzelfden dag, ter wille van het dienstbelang, zóó kort zijn gesteld, dat zij niet te hunnen huize de maaltijden kunnen gebruiken, de werkelijk door hen gemaakte kosten wegens koffiedrinken onderscheidenlijk middagmaal aan het Rijk in rekening kunnen brengen, en zulks respectievelijk tot een maximumbedrag van € 1,13 en € 1,82 per keer.