Wet van 27 juli 1931, houdende regeling der strandvonderij

Wet op de strandvonderij

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is bij afzonderlijke wet bepalingen vast te stellen in zake de strandvonderij;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In alle aan zee grenzende gemeenten wordt het beheer der strandvonderij uitgeoefend door een strandvonder.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

De strandvonder oefent een voortdurend toezicht uit op de zeestranden onder zijn ambtsgebied.

Artikel

5

Artikel

6

Indien aan of op het vaste zeestrand van zijn ambtsgebied schepen schipbreuk lijden, ten aanzien waarvan hulpverleening niet onder zijne leiding geschiedt, zorgt de strandvonder niettemin, ter plaatse tegenwoordig te zijn, zich als zoodanig bekend te maken en, zoo dit wordt begeerd, den noodigen bijstand te verleenen.

Artikel

7

Indien aan of op het vaste zeestrand van zijn ambtsgebied vreemde schepen schipbreuk lijden of zaken aanspoelen, die van een vreemd schip blijken afkomstig te zijn, geeft de strandvonder daarvan zoo spoedig mogelijk kennis aan den bevoegden consulairen ambtenaar van den vreemden Staat.

Artikel

9

De strandvonder draagt zooveel mogelijk zorg, dat voor het verleenen van hulp aan, het beheeren en het verkoopen van schepen of zaken niet meer kosten worden gemaakt, dan de waarde dier zaken bedraagt.

Artikel

10

De strandvonder ondersteunt zooveel mogelijk de pogingen van vereenigingen, welke redding van schipbreukelingen ten doel hebben.

Artikel

11

Artikel

12

De strandvonder is verplicht, van alle zaken, welke hij in beheer neemt, terstond een inventaris op te maken, zooveel mogelijk ten aanzien van elk dier zaken de herkomst en de merken en onderscheidingsteekenen aangevende.

Artikel

13

Artikel

14

De strandvonder is bevoegd zodanige onder zijn beheer zich bevindende zaken, welke aan spoedig bederf onderhevig zijn, of welker bewaring ontwijfelbaar strijdig is met het belang van de rechthebbende onverwijld te verkopen. Hij doet zich daarbij zo nodig voorlichten door de directeur van de Keuringsdienst van waren, binnen welks gebied de gemeente waar hij strandvonder is, gelegen is.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Indien na het verstrijken van twee maanden na de oproeping reclamanten zich niet hebben opgedaan, zomede indien na toepassing van het tweede lid van het vorige artikel, gebleken is, dat de ingestelde reclames tot afgifte niet kunnen leiden, verkoopt de strandvonder de zaken, voor zover zulks niet reeds krachtens artikel 14 is geschied.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Voor de toepassing van deze wet worden de Dollart, de Lauwerzee, de Waddenzee, het IJsselmeer, de Zuidhollandsche en de Zeeuwsche stroomen en andere bij algemeenen maatregel van bestuur aan te wijzen wateren, binnen de bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen grenzen, beschouwd tot de zee en de stranden en oevers daarvan tot het zeestrand te behooren.

Artikel

22

De bepalingen van deze wet omtrent schepen vinden overeenkomstige toepassing op luchtvaartuigen.

Artikel

23

Wij behouden Ons voor bij algemeenen maatregel van bestuur:

gemeenten of gedeelten van gemeenten aan te wijzen, waar in stede van den burgemeester een ander, door Ons te benoemen, persoon als strandvonder optreedt;

regels te stellen betreffende de den strandvonder bij artikel 11 opgelegde verplichting om een dagregister te houden en verslag uit te brengen, betreffende het door den strandvonder, met inachtneming van het bepaalde bij artikel 13, in rekening te brengen beheerloon en betreffende de inrichting van zijne bij artikel 19 bedoelde rekening en verantwoording;

de zaken te omschrijven, waarvan verkoop door den strandvonder in het openbaar belang niet of niet dan onder te bepalen voorwaarden mag geschieden;

voorschriften te geven, in acht te nemen voor het geval zaken door den strandvonder niet mogen worden verkocht dan wel onverkoopbaar blijken;

voorschriften te geven, door den strandvonder in acht te nemen met betrekking tot de redding en berging van schepen, zaken en opvarenden, behoorende tot een vreemden Staat, met welken een verdrag betreffende de in deze wet geregelde onderwerpen is gesloten;

nadere regels te stellen ter bevordering van eene goede uitvoering dezer wet.

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

In de gevallen, waarin de hulp is verleend vóór het in werking treden van deze wet, blijft het oude recht van toepassing.

Artikel

26

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Nikolsdorf
WILHELMINA.
De Minister van Waterstaat, P. J. REYMER.
De Minister van Justitie, J. DONNER.
De Minister van Justitie, J. DONNER.