Besluit van 17 december 1932, tot uitvoering van artikel 22, artikel 23, 8ste en 9de lid en van artikel 43, der Schepenwet

Besluit ex artikel 22 Schepenwet

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Overwegende, dat het ter uitvoering van de artikelen 22, 23, achtste en negende lid, en 43, vijfde lid, van de Schepenwet, mede gelet op artikel 26bis dier wet, nodig is:
  • 1°.

    nadere regelen vast te stellen, in acht te nemen bij de behandeling van bij de voorzitter van de Raad voor de Scheepvaart of de Commissie van Onderzoek in de Nederlandse Antillen ingestelde beroepen, alsmede betreffende de aan de deurwaarders toe te kennen vergoedingen voor hun verrichtingen ten behoeve van de Raad of voornoemde Commissie van Onderzoek;

  • 2°.

    de werkkring en de bevoegdheden te regelen van de voorzitter, de leden en de secretaris van de Raad voor de Scheepvaart en van de Commissie van Onderzoek in de Nederlandse Antillen, zomede van hun plaatsvervangers;

  • 3°.

    de werkkring en de bevoegdheden te regelen van het hoofd en van andere ambtenaren van de scheepvaartinspectie in verband met hun arbeid bij de Raad voor de Scheepvaart en de Commissie van Onderzoek in de Nederlandse Antillen;

Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van 7 December 1932, La. E.E., afdeeling Vervoer- en Mijnwezen;
Den Raad van State gehoord (advies van 13 December 1932, n°. 35);
Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Waterstaat van 15 December 1932, La. H.H., afdeeling Vervoer- en Mijnwezen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

met ingang van den dag, waarop de Wet van 31 December 1931 (Staatsblad n°. 587) tot wijziging van de Schepenwet, in werking treedt,

  • a.

    in te trekken Ons besluit van den 5den October 1909 (Staatsblad n°. 333), gewijzigd bij Ons besluit van den 28sten September 1914 (Staatsblad n°. 465);

  • b.

    vast te stellen de navolgende regelen, als bedoeld bij de artikelen 22, 23, achtste en negende lid, en 43, vijfde lid, der Schepenwet;

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Ter zitting is de secretaris van den Raad of de Commissie van Onderzoek tegenwoordig en bij diens ontstentenis de plaatsvervangende secretaris of een door den voorzitter als secretaris aan te wijzen lid van den Raad of de Commissie van Onderzoek.

Artikel

4

De aan getuigen en deskundigen toegelegde schadeloosstellingen worden door den secretaris van den Raad uitbetaald uit de gelden, welke hem tot dat einde ter goede rekening zullen worden gegeven.

Artikel

4a

De deurwaarders ontvangen voor hunne verrichtingen als bedoeld in artikel 43 der Schepenwet eene vergoeding, berekend volgens artikel 36 der wet, houdende de tarieven van gerechtskosten in strafzaken, alsmede vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig de derde klasse van het Reisbesluit 1916.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Vóór het openen der zitting wordt door den voorzitter en de aanwezige leden de presentielijst geteekend.

Artikel

10

Artikel

11

In alle zaken doet de voorzitter hoofdelijk omvraag, te beginnen bij den jongstbenoemde van de buitengewone leden of, indien een van dezen wordt vervangen, bij het jongstbenoemde plaatsvervangend lid. De voorzitter brengt het laatst zijne stem uit.

Artikel

12

Artikel

13

Alle brieven van den Raad uitgaande worden door den voorzitter en den secretaris onderteekend.

Artikel

14

Indien de Raad inzage of afschrift van administratieve bescheiden of inlichtingen van eenig openbaar gezag wenscht te verkrijgen, wendt hij zich daartoe tot Onzen voornoemden Minister.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

16bis

Hetgeen in de artikelen 4 tot en met 16 wordt bepaald met betrekking tot de Raad voor de Scheepvaart wordt voor de Commissies van Onderzoek in de Nederlandse Antillen en in Aruba bij Landsverordening geregeld.

Artikel

17

Het hoofd van de scheepvaartinspectie of degene, die hem vervangt, heeft het recht ter zittingen van den Raad vragen te stellen aan de getuigen, deskundigen, betrokkenen en aangeklaagden en zoodanige vorderingen te doen en toe te lichten als hij noodig acht. Dit recht wordt ter zitting van de Commissies van Onderzoek in de Nederlandse Antillen en in Aruba door het districtshoofd aldaar uitgeoefend krachtens mandaat van het hoofd van de scheepvaartinspectie.

Onze Minister van Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Waterstaat, P. J. REYMER.
De Minister van Justitie, J. DONNER.