Besluit van 12 juni 1936, tot instelling van een Rijksverkeersinspectie

Besluit instelling Rijksverkeersinspectie

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Waterstaat van 8 April 1936, La. I. I., Afdeeling Vervoer- en Mijnwezen;
Overwegende, dat de wenschelijkheid is gebleken van instelling van een Rijksverkeersinspectie, die mede zal worden belast met het in artikel 10 der Spoorwegwet bedoelde toezicht op de spoorwegen;
Den Raad van State gehoord (advies van 5 Mei 1936, n°. 22);
Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 6 Juni 1936, La. D., Afdeeling Vervoer- en Mijnwezen;

Hebben goedgevonden en verstaan: te bepalen:

Artikel

1

Onder "Onze Minister" wordt in dit besluit verstaan: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel

1bis

Ingesteld wordt een Rijksverkeersinspectie belast met het toezicht op het verkeer en met de handhaving en uitvoering van de desbetreffende voorschriften en regelingen voorzoover haar dit bij wet, bij algemeenen maatregel van bestuur, door Ons of door Onzen Minister wordt opgedragen.

Zij oefent mede uit het in artikel 10 van de Spoorwegwet bedoelde toezicht.

Artikel

2

In dit besluit wordt onder de Directeur-Generaal verstaan: de Directeur-Generaal Goederenvervoer.

Artikel

3

De Directeur-Generaal heeft zijn standplaats te 's-Gravenhage en behoeft, om zich buiten de uitoefening van zijn ambt langer dan 3 dagen van die standplaats te verwijderen, toestemming van Onze Minister.

Artikel

4

Alvorens als zodanig in dienst te treden, legt de Directeur-Generaal in handen van Onzen Minister de volgende eed of belofte af:

"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koningin, dat ik de wetten en verordeningen van den Staat zal nakomen en onderhouden en dat ik mij in den dienst nauwkeurig zal toeleggen op de vervulling mijner verplichtingen, overeenkomstig de mij te geven instructiën."

"Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig".

("Dat beloof ik").

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Tot het geven van het bevel, bedoeld in artikel 16 der Spoorwegwet, zijn bevoegd de Directeur-Generaal en de door Onzen Minister aangewezen Rijksinspecteurs van het Verkeer.

Artikel

10

De Directeur-Generaal, de Rijkshoofdinspecteurs van het Verkeer, alsmede de Rijksinspecteurs van het Verkeer, hoofd van een district, zijn bevoegd in briefwisseling te treden met de ambtenaren van het Openbaar Ministerie en, voor het vragen van inlichtingen, met de Commissarissen der Koningin, de Gedeputeerde Staten en de gemeentebesturen.

Artikel

11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Rijksverkeersinspectie.

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Onze Minister van Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad geplaatst en in afschrift aan den Raad van State medegedeeld zal worden.

Het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Waterstaat, VAN LIDTH DE JEUDE.
De Minister van Justitie, VAN SCHAIK.