Wet van 24 juni 1939, houdende regelen met betrekking tot de bodemproductie in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden

Bodemproductiewet 1939

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen met betrekking tot de bodemproductie in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Deze wet verstaat onder:

  • a.

    "Onze Minister": Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b.

    "bodemproductie": elke handeling, welke een onderdeel uitmaakt of kan uitmaken van den akkerbouw, den weidebouw, den tuinbouw, de ooftteelt, de veeteelt, de pluimveeteelt, de houtteelt en den boschbouw.

Artikel

2

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

De maatregelen, krachtens deze wet genomen, blijven zonder gevolg, voorzover zij onverenigbaar zijn met maatregelen, ten behoeve van de landsverdediging genomen krachtens:

Artikel

3

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Bij of krachtens algemeenen maatregel van bestuur kunnen algemeene en bijzondere voorschriften worden gegeven met betrekking tot de bodemproductie en de bestemming van den bodem.

Artikel

4

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

In verband met de in het vorige artikel bedoelde voorschriften kunnen uitkeeringen in geld worden gedaan overeenkomstig bij of krachtens algemeenen maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel

5

Bij de uitvoering van deze wet doet Onze Minister zich bijstaan door een regeeringscommissaris voor de bodemproductie; deze wordt door Ons benoemd, geïnstrueerd, geschorst en ontslagen.

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel 9

Vervallen

Artikel

10

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

10a

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de personen, die daartoe zijn aangewezen bij besluit van Onze Minister of bij besluit van de in artikel 5 bedoelde regeringscommissaris.

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Deze wet kan worden aangehaald onder den titel "Bodemproductiewet 1939".

Artikel

17

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Economische Zaken, STEENBERGHE.
De Minister van Justitie, C. GOSELING.