Wet van 30 april 1940, tot herziening van de wet van 30 april 1815, no. 5, Stb. 33, houdende instelling van de Militaire Willems-Orde

Wet herziening Wet instelling Militaire Willems-Orde

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat de bij de Wet van 30 April 1815, No. 5 (Staatsblad No. 33*) ingestelde Militaire Willems-Orde bijzonder geschikt is gebleken, zoo tot aankweeking van krijgshaftige deugden als tot vereerende belooning van hen, die zich in den strijd door uitstekende daden van moed, beleid en trouw in bijzondere mate hebben gekweten van op hen rustende plichten; dat het evenwel noodzakelijk is gebleken de bestaande wet, met handhaving van haar beginselen, te herzien;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

De Orde draagt den naam van Militaire Willems-Orde.

Artikel

3

Het Grootmeesterschap van de Orde is onafscheidelijk aan de Kroon der Nederlanden verbonden.

Artikel

4

Artikel

5

Alle benoemingen en bevorderingen in de Orde geschieden door Ons.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Door Ons kan aan eenig onderdeel der krijgsmacht, dat zich in den strijd bijzonder heeft onderscheiden, het ordeteeken, vastgesteld voor den ridder der 4e klasse, worden toegekend. Dit ordeteeken zal worden gevoerd in het vaandel, den standaard of de vlag van het betrokken onderdeel, of op waardige wijze worden bewaard ten bureele van deszelfs commandeerenden officier, indien het onderdeel niet over een vaandel, standaard of vlag beschikt.

Artikel

15

In een door Ons vast te stellen Reglement betreffende de Militaire Willems-Orde worden de vereischte voorschriften gegeven, welke voor de uitvoering van deze wet worden noodig geacht.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

16

De ordeteekenen, vóór de inwerkingtreding dezer wet verleend, mogen onveranderd worden gedragen.

Artikel

17

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, autoriteiten, Colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, BEEL.
De Minister van Oorlog, J. MEYNEN.
De Minister van Marine, DE BOOY.
De Minister van Overzeesche Gebiedsdeelen, LOGEMANN.
De Minister van Justitie, KOLFSCHOTEN.