Besluit van 2 augustus 1946, houdende nieuwe regelen betreffende de instelling van een Eerepenning voor menschlievend hulpbetoon

Besluit instelling erepenning menslievend hulpbetoon

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van 23 Juli 1946, no. U 19203, Afdeeling Wetgeving;
Overwegende, dat de bij het Koninklijk besluit van 19 Juni 1822, no 92, ingestelde Eerepenning voor Menschlievend Hulpbetoon bijzonder geschikt is gebleken tot belooning van menschlievende daden, die het kenmerk dragen van moed, beleid en zelfopoffering, doch dat het noodzakelijk is gebleken dit besluit, met handhaving van zijn beginselen, te herzien;

Hebben goedgevonden en verstaan: Onder intrekking van het Koninklijk besluit van 19 Juni 1822, no. 92, zooals dit laatstelijk is gewijzigd bij Ons besluit van 11 Februari 1918, no. 37, te bepalen:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

4a

Een voordracht tot toekenning van een erepenning wordt gedaan door:

  • Onze Minister van Defensie, indien de menslievende daad is verricht door een militair dan wel door een burgerambtenaar in dienst van het Ministerie van Defensie;

  • Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in andere gevallen dan bedoeld onder a.

Artikel

5

Artikel

6

Dit besluit treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Kanselarij der Nederlandsche Orden.

Het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, BEEL.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.