Besluit van 2 augustus 1946, houdende nieuwe regelen betreffende de instelling van een Eerepenning voor menschlievend hulpbetoon
Besluit instelling erepenning menslievend hulpbetoon
Hebben goedgevonden en verstaan: Onder intrekking van het Koninklijk besluit van 19 Juni 1822, no. 92, zooals dit laatstelijk is gewijzigd bij Ons besluit van 11 Februari 1918, no. 37, te bepalen:
Artikel
2
1
Deze eerepenning bestaat uit een Koninklijke kroon, waaraan bevestigd een ovale draagpenning, metende een totale hoogte van 6 centimeter, op welks voorzijde voorkomt het beeld der Naastenliefde en de woorden: "Voor Menschlievend Hulpbetoon" en aan de keerzijde de woorden: "De Koning aan", waaronder telkens de naam van den begiftigde zal worden gesteld, een en ander overeenkomstig de bij Ons besluit van 11 April 1912, no. 4, gevoegde teekening.
Artikel
3
Artikel
4
Artikel
4a
Een voordracht tot toekenning van een erepenning wordt gedaan door:
-
Onze Minister van Defensie, indien de menslievende daad is verricht door een militair dan wel door een burgerambtenaar in dienst van het Ministerie van Defensie;
-
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in andere gevallen dan bedoeld onder a.
Artikel
5
Artikel
6
Dit besluit treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Kanselarij der Nederlandsche Orden.