Wet van 8 augustus 1946, houdende voorziening met betrekking tot de territoriale bevoegdheid van enkele notarissen

Wet territoriale bevoegdheid van enkele notarissen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is, een voorziening te treffen met betrekking tot de territoriale bevoegdheid van enkele notarissen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

De notarissen, die vóór 15 Januari 1946 bevoegd waren hun ambtsbediening uit te oefenen in een gebied, gelegen buiten het arrondissement, waarin hun standplaats is gevestigd, behouden deze bevoegdheid.

Artikel

II

Deze wet treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien harer afkondiging met terugwerkende kracht tot 15 Januari 1946.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.