Wet van 21 april 1947, houdende de voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan

Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het in afwachting van een nadere regeling na de totstandkoming van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie wenschelijk is, dat reeds thans ten behoeve van de coördinatie van het regeeringsbeleid op economisch, sociaal en financieel gebied op geregelde tijden een Centraal Economisch Plan wordt vastgesteld;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • Onze Ministers: Onze Ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Infrastructuur en Milieu, van Financiën, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Buitenlandse Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

De Centrale Plancommissie adviseert de directie van het Centraal Planbureau met betrekking tot de werkzaamheden van het Bureau.

Artikel

6

Artikel

7

De werkcommissies adviseeren en steunen de directie van het Centraal Planbureau bij de uitwerking van de onderdeelen van het Centraal Economisch Plan.

Artikel

8

Deze wet treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Het Loo
WILHELMINA.
De Minister-President, BEEL.
De Minister van Economische Zaken, HUYSMANS.
De Minister van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening, S. L. MANSHOLT.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, H. VOS.
De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, L. NEHER.
De Minister van Financiën, P. LIEFTINCK.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, BEEL.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, W. VAN BOETZELAER.
De Minister van Overzeesche Gebiedsdeelen, J. A. JONKMAN.
De Minister van Sociale Zaken, W. DREES.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.