Wet van 24 april 1947, houdende voorzieningen onder den vijand aangetroffen goederen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is nadere voorzieningen te treffen ten aanzien van roerende goederen, welke in handen van den vijand zijn aangetroffen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Voor de toepassing van de bij of krachtens deze wet uitgevaardigde bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    vijand: elke militaire of para-militaire organisatie van Duitschland of van zijn bondgenooten, alsmede de leden daarvan;

  • 2.

    goederen: roerende goederen, welke na 9 Mei 1940 al dan niet rechtmatig uit Nederlandsch bezit in handen van den vijand zijn overgegaan;

  • 3.

    oorspronkelijke rechthebbende: hij, die goederen, waarop hij eenig recht had, heeft verloren door handelingen als omschreven in artikel 25 van het Besluit herstel rechtsverkeer.

Artikel

2

Artikel

3

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van het vorige artikel, onderscheidenlijk van artikel 3 van het Besluit Vijandelijk Vermogen wordt de oorspronkelijke rechthebbende op goederen, als onder a, b en c van eerstgenoemde bepaling bedoeld, ingeval hij vóór het inwerkingtreden dezer wet de feitelijke heerschappij over het goed heeft herkregen, van rechtswege in zijn recht hersteld, mits hij:

  • a.

    aan den Staat afdraagt het bedrag, waarmede hij voor het verlies zijner rechten is schadeloosgesteld of, ingeval het goed aanmerkelijk in waarde is verminderd, een naar billijkheid verminderd bedrag, onderscheidenlijk afstand doet tot op het hiervorenbedoeld bedrag van de rechten, welke hij uit hoofde van het verlies van het goed kon doen gelden;

  • b.

    aan den Staat afdraagt het bedrag van de waardevermeerdering van het goed tengevolge van verbeteringen of toevoegingen, anders dan te zijnen laste aangebracht;

  • c.

    aan den Staat de kosten vergoedt, welke door of vanwege den Staat terzake van het goed zijn gemaakt;

een en ander onder verrekening van hetgeen de Staat uit hoofde van de terbeschikkingstelling van de feitelijke heerschappij aan den oorspronkelijken rechthebbende van dezen heeft genoten.

Artikel

4

Met betrekking tot goederen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b of c, welke bij het inwerkingtreden van deze wet direct of indirect onder beheer staan van het Bureau Oorlogsbuit van het Ministerie van Financiën of na het inwerkingtreden van deze wet onder beheer van dit Bureau komen, onverschillig of de eigendomsovergang op den Staat heeft plaats gevonden ingevolge artikel 2 dezer wet dan wel ingevolge artikel 3 van het Besluit Vijandelijk Vermogen, worden de oorspronkelijke rechthebbenden op hun daartoe strekkend schriftelijk verzoek bij beslissing van Onzen Minister van Financiën in hun recht hersteld, voorzoover deze goederen naar het oordeel van Onzen voornoemden Minister hun oorspronkelijken aard hebben behouden en mits voldaan is aan de voorwaarden, als bedoeld in artikel 3, onder a, b en c.

Artikel

5

Artikel

6

Wij behouden Ons voor, bij algemeenen maatregel van bestuur nadere voorzieningen te treffen ter uitvoering van deze wet.

Artikel

7

Deze wet, welke kan worden aangehaald als "Wet voorzieningen onder den vijand aangetroffen goederen", treedt in werking met ingang van den dag, volgende op dien harer afkondiging.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Financiën, P. LIEFTINCK.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, W. VAN BOETZELAER.
De Minister van Oorlog, A. H. J. L. FIÉVEZ.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.