Wet van 22 augustus 1947, tot invoering van een buitengewoon pensioen voor deelnemers aan het verzet, alsmede voor hun nagelaten betrekkingen

Wet buitengewoon pensioen 1940-1945

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te treffen met betrekking tot recht op buitengewoon pensioen ten behoeve van hen, die tijdens de vijandelijke bezetting van het Rijk in Europa door daad of houding hebben deelgenomen aan het binnenlands verzet, alsmede van hun nagelaten betrekkingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eerste

hoofdstuk

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

1a

Voor de toepassing van deze wet wordt gelijkgesteld met:

  • a.

    huwelijk: het geregistreerd partnerschap;

  • b.

    gehuwd: als partner geregistreerd;

  • c.

    echtgenoot of echtgenote: de geregistreerde partner;

  • d.

    weduwe of weduwnaar: de achtergebleven partij bij een geregistreerd partnerschap;

Artikel

2

Artikel

3

Vervallen

Artikel

3a

De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekend gemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Tweede

hoofdstuk

Van het buitengewoon pensioen van de deelnemers aan het verzet

§

1

Van het recht op buitengewoon pensioen

Artikel

4

§

2

Van de voet waarop buitengewoon pensioen wordt verleend

Artikel

5

Een buitengewoon pensioen kan blijvend of voorlopig worden toegekend.

Artikel

6

Het buitengewoon pensioen wordt blijvend toegekend, indien, hetzij bij eerste toekenning, hetzij bij vernieuwing van pensioen, verandering van het invaliditeitspercentage voor de toekomst niet aannemelijk wordt geacht.

Artikel

7

§

3

Van de pensioengrondslag

Artikel

8

§

4

Van het pensioenbedrag

Artikel

9

Artikel

10

Het buitengewoon pensioen wordt éénmaal met twintig procent van de pensioengrondslag vermeerderd, wanneer tengevolge van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, in artikel 4 bedoeld:

  • a.

    een der ledematen (handen of voeten) is verloren gegaan, of voorgoed geheel onbruikbaar is geworden, dan wel een toestand is ontstaan, die met een zodanig verlies of een zodanige onbruikbaarheid is gelijk te stellen;

  • b.

    twee of meer ledematen dermate in beweeglijkheid of bruikbaarheid zijn verminderd, dat de toestand van de belanghebbende met die onder a beschreven is gelijk te stellen;

  • c.

    het gezichtsvermogen door organische oorzaken zodanig is beperkt, dat het vermogen om zich zelfstandig te bewegen er ernstig door wordt getroffen;

  • d.

    belangrijke misvorming van het gelaat is ontstaan, welke door hulpmiddelen niet voldoende te verbergen is, zodat de belanghebbende de omgang met zijn medemensen ernstig wordt bemoeilijkt; of

  • e.

    een blijvend buitengewoon pensioen is verleend uit hoofde van een invaliditeit van 80 of 90 procent.

Artikel

11

Het buitengewoon pensioen wordt éénmaal met veertig procent van de pensioengrondslag vermeerderd, wanneer ten gevolge van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, in artikel 4 bedoeld:

  • a.

    twee of meer ledematen (handen of voeten) zijn verloren gegaan of voorgoed geheel onbruikbaar zijn geworden, dan wel een toestand is ontstaan, welke met een zodanig verlies of een zodanige onbruikbaarheid is gelijk te stellen;

  • b.

    het gezichtsvermogen voorgoed geheel verloren is gegaan of een toestand is ontstaan, welke met blindheid is gelijk te stellen;

  • c.

    onherstelbare krankzinnigheid is ontstaan, of een toestand welke daarmee is gelijk te stellen; of

  • d.

    een blijvend buitengewoon pensioen is verleend uit hoofde van een invaliditeit van 100 procent.

Artikel

11a

Artikel

12

Artikel

12a

Het bedrag, genoemd in artikel 12, tweede lid, onder c, wordt door Onze Minister telkens herzien met ingang van 1 januari, indien en voor zover de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in de periode 1 november tot en met 31 oktober daaraan voorafgaand, daartoe aanleiding geeft.

Artikel

13

Derde

hoofdstuk

Van het pensioen der nagelaten betrekkingen

§

1

Van het recht op buitengewoon pensioen

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

16a

Voor de vaststelling van het recht op buitengewoon pensioen, waarop krachtens de bepalingen van deze paragraaf recht kan bestaan, is het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

§

2

Van de berekening van het buitengewoon pensioen

Artikel

17

Het buitengewoon pensioen, bedoeld in de artikelen 14 en 15, bedraagt:

  • a.

    voor de weduwe, wier echtgenoot het leven heeft verloren in verband met het verzet, dan wel is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, alsmede voor de weduwe van de deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, tenminste zestig procent bedroeg, vijfenzestig procent van de pensioengrondslag, die op grond van het bepaalde in artikel 8 of artikel 41a voor de echtgenoot heeft of zou hebben gegolden, indien deze als deelnemer aan het verzet recht op buitengewoon pensioen had of zou hebben gehad. Indien er bij het overlijden van de deelnemer aan het verzet tevens recht of krachtens artikel 14, tweede lid, uitzicht op een of meerdere buitengewone pensioenen, als bedoeld onder i, bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;

  • b.

    voor de weduwe van de deelnemer aan het verzet, die het leven heeft verloren door andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, vijfenzestig procent van het pensioen, waarop de deelnemer op het tijdstip van zijn overlijden recht had of zou hebben gehad. Indien er bij het overlijden van de deelnemer aan het verzet tevens recht of krachtens artikel 14, tweede lid, uitzicht op een of meer buitengewone pensioenen, als bedoeld onder j, bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;

  • c.

    voor elk kind dat in familierechtelijke betrekking stond tot de deelnemer aan het verzet, die het leven heeft verloren in verband met het verzet, dan wel is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, alsmede voor elk door hem erkend kind, vijftien procent van de eerste € 2268,90 en tien procent van het overige gedeelte van de onder a bedoelde pensioengrondslag, indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer aan het verzet aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de eerste € 2268,90 en twintig procent van het overige gedeelte van het bedrag van die grondslag, indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer aan het verzet geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent.

    Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op het kind dat in familierechtelijke betrekking stond tot de deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, tenminste zestig procent bedroeg;

  • d.

    voor elk ander kind ten behoeve van hetwelk de vader, die het leven heeft verloren in verband met het verzet, dan wel is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, een onderhoudsplicht was opgelegd krachtens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek of ten behoeve van hetwelk de vader deze onderhoudsplicht had erkend, vijftien procent van de eerste € 2268,90 en tien procent van het overige gedeelte van de onder a bedoelde pensioengrondslag, indien de moeder aan het overlijden van de vader aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de eerste € 2268,90 en twintig procent van het overige gedeelte van het bedrag van die grondslag, indien de moeder aan het overlijden van de vader geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent;

  • e.

    voor de ouders of bij ontstentenis van deze de grootouders van de overledene, zoveel als hij in de regel als kostwinner tot hun levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan veertig procent van de eerste € 2268,90 en dertig procent van het overige bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag en wel tot de dood van de langstlevende;

  • f.

    voor elk ouderloos kleinkind van de overledene zoveel als hij in de regel als kostwinner tot diens levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan twintig procent van de eerste € 2268,90 en vijftien procent van het overige bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag;

  • g.

    voor de schoonouders van de overledene zoveel als hij in de regel als kostwinner tot hun levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan veertig procent van de eerste € 2268,90 en dertig procent van het overige bedrag van de boven onder a bedoelde pensioengrondslag en wel tot de dood van de langstlevende dan wel tot het tijdstip, waarop de overledene, ware hij nog in leven, als behuwdkind jegens hen niet meer onderhoudsplichtig zou zijn geweest;

  • h.

    voor elk kind dat in familierechtelijke betrekking stond tot de deelnemer aan het verzet, die het leven heeft verloren door andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, vijftien procent van de eerste € 2268,90 en zes procent van het overige gedeelte van het onder b bedoelde pensioen, indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer aan het verzet aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent; dertig procent van de eerste € 2268,90 en twaalf procent van het overige gedeelte van het bedrag van dat pensioen, indien de andere ouder aan het overlijden van de deelnemer aan het verzet geen aanspraak op buitengewoon pensioen ontleent.

    Het in dit onderdeel bepaalde is slechts van toepassing op het kind, dat geboren is uit het huwelijk van de hiervoren bedoelde ouders of dat voor de toepassing van deze wet met een kind dat in familierechtelijke betrekking tot de deelnemer aan het verzet staat is gelijkgesteld;

  • i.

    voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, alsmede voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, ten minste zestig procent bedroeg, een bedrag, berekend volgens de formule:

    , in welke formule:

    p voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en

    q voorstelt: de pensioengrondslag, welke op grond van het bepaalde in artikel 8 of artikel 41a voor de man op het tijdstip van zijn overlijden gold of zou hebben gegolden;

  • j.

    voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 4, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, minder dan zestig procent bedroeg, een bedrag, berekend volgens de formule:

    , in welke formule:

    x voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en

    y voorstelt: het buitengewoon pensioen, waarop de man op het tijdstip van zijn overlijden recht had of zou hebben gehad.

Artikel

18

Artikel

18a

Artikel

19

Artikel

20

Vierde

hoofdstuk

Van de Buitengewone Pensioenraad

Artikel

21

Vervallen

Artikel

21a

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

22a

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Vijfde

hoofdstuk

Van de aanvraag en de toekenning

Artikel

24

Artikel

24a

De ontvangst van de aanvrage wordt de aanvrager schriftelijk bevestigd. Daarbij wordt hem voorlichting gegeven over de verdere procedure en de geldende behandeltermijnen.

Artikel

24b

Vervallen

Artikel

25

Artikel

25a

Artikel

25b

Zesde

hoofdstuk

Van ingang en einde der buitengewone pensioenen

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Het buitengewoon pensioen van de weduwe en dat van een gewezen echtgenote worden niet uitbetaald over de tijd, gedurende welke de vrouw in concubinaat leeft.

Artikel

29a

Het buitengewoon pensioen van personen, die zijn gepensioneerd krachtens het bepaalde in artikel 17, e en g, wordt niet, dan wel slechts ten dele, uitbetaald over de tijd, gedurende welke op grond van de omstandigheden, waarin die personen verkeren, voor uitbetaling, dan wel voor volledige uitbetaling geen noodzaak bestaat.

Artikel

30

Een tijdelijk buitengewoon pensioen, verleend op grond van artikel 16, eerste en derde lid, of een blijvend buitengewoon pensioen, verleend op grond van artikel 16, vijfde lid, houdt op met de door de Sociale verzekeringsbank te bepalen datum, wanneer de vermiste of hij, te wiens aanzien bij rechterlijke uitspraak de vermissing is vastgesteld in leven blijkt te zijn.

Artikel

30a

Zevende

hoofdstuk

Van de welvaartsvastheid der buitengewone pensioenen

Artikel

31

Voor de toepassing van artikel 31a en van de tot uitvoering daarvan genomen besluiten worden verstaan onder:

Artikel

31a

Artikel

31b

Artikel

31c

Vervallen

Artikel

31d

Vervallen

Hoofdstuk

7A

De garantietoeslag

Artikel

31e

Artikel

31f

Het van toepassing zijnde normbedrag bedraagt:

Artikel

31g

De garantietoeslag gaat in op de eerste dag van de maand, waarin het recht op de garantietoeslag is ontstaan.

Hoofdstuk

7B

De toeslag inkomensafhankelijke premie

Artikel

31h

Achtste

hoofdstuk

Bijzondere bepalingen aan alle buitengewone pensioenen en garantietoeslagen gemeen

Artikel

31i

Het buitengewoon pensioen, bedoeld in de artikelen 9, 17 en 18a, de garantietoeslag genoemd in artikel 31e, alsmede de vermeerdering, genoemd in de artikelen 10 en 11, worden naar boven afgerond tot hele euro’s.

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Indien een buitengewoon pensioengerechtigde in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of zwakzinnigen is opgenomen, of, niet opgenomen zijnde in zodanige inrichting, op grond van geestelijke gestoordheid niet in staat is kwijting te verlenen voor de uitbetaling van zijn buitengewoon pensioen en zijn garantietoeslag, is de Sociale verzekeringsbank bevoegd het buitengewoon pensioen en de garantietoeslag uit te betalen aan een door hem aan te wijzen persoon of instelling. In andere bijzondere gevallen is de Sociale verzekeringsbank eveneens bevoegd het buitengewoon pensioen en de garantietoeslag in plaats van aan de pensioengerechtigde zonder diens machtiging uit te betalen aan een door hem in overleg met de Stichting 1940-1945 aan te wijzen persoon of instelling.

Artikel

35a

De Sociale verzekeringsbank is bevoegd geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien van uit de toepassing van deze wet voortvloeiende aan het Rijk toekomende vorderingen, dan wel deze vorderingen geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel

36

Vervallen

Artikel

36a

Negende

hoofdstuk

Van het indienen van een bezwaarschrift en van beroep

Artikel

37a

Vervallen

Artikel

37b

Artikel

37c

Vervallen

Artikel

38a

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Tiende

hoofdstuk

Van herziening van gegeven beschikkingen

Artikel

41

Artikel

41a

Artikel

42

Artikel

42a

De Raad of de Sociale verzekeringsbank is bevoegd, op daartoe door of vanwege de belanghebbende gedane aanvrage, een door de Raad of de Sociale verzekeringsbank of de Centrale Raad van Beroep gegeven beschikking dan wel uitspraak in het voordeel van de bij die beschikking dan wel uitspraak betrokkene te herzien.

Artikel

42c

Artikel

42d

Elfde

hoofdstuk

Slotbepalingen

Artikel

43

De belanghebbende is verplicht desgevraagd die inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet of krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregelen van bestuur.

Artikel

44

Vervallen.

Artikel

45

Vervallen

Artikel

45a

Artikel

46

De ter uitvoering van deze wet nodige bepalingen worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

Artikel

47

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Wet buitengewoon pensioen 1940-1945".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, BEEL.
De Minister van Financiën, P. LIEFTINCK.
De Minister van Sociale Zaken, W. DREES.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.