Besluit van 23 januari 1948, tot uitvoering van artikel 32 der Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Staatsblad 1947, No. H 313)

Besluit ex artikel 32 Wet buitengewoon pensioen 1940-1945

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Financiën en van Sociale Zaken van 9 December 1947, afdeling Hulpverlening Oorlogsslachtoffers, no. 6411;
Gelet op de artikelen 3 en 32, vierde lid, van de "Wet buitengewoon pensioen 1940-1945" (Staatsblad 1947, no. H 313);
Gezien de adviezen van de Buitengewone Pensioenraad en de Stichting 1940-1945;
De Raad van State gehoord (advies van 6 Januari 1948, no. 25);
Gezien het nader rapport van voornoemde Ministers van 9 Januari 1948, no. 64505, afdeling Maatschappelijke Zorg II Bureau 4;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

2

Artikel

3

De Stichting 1940-1945 zendt uiterlijk binnen twee maanden na de maand, waarop de in de eerste zin van het vorig artikel bedoelde opgave betrekking heeft, aan de Sociale verzekeringsbank de stukken, waaruit, ten genoegen van de Sociale verzekeringsbank dient te blijken, dat de rechthebbenden het pensioen hebben ontvangen en daarvoor kwijting hebben gegeven.

Artikel

4

De voor de betaling van pensioenen benodigde gelden worden op verzoek van de Sociale verzekeringsbank aan een door deze aan te wijzen comptabele bij voorschot uit 's Rijks schatkist verstrekt.

De Sociale verzekeringsbank draagt door het verlenen van voorschotten zorg, dat de Stichting 1940-1945 tijdig beschikt over voor de betaling toereikende gelden.

Volgens door Onze Minister na overleg met Onze Minister van Financiën, vast te stellen voorschriften worden de verstrekte voorschotten verrekend.

Artikel

5

Artikel

6

De controle op het in leven zijn van de gepensioneerde en op de verdere omstandigheden, die het betaalbaar stellen van de pensioenen kunnen beïnvloeden, geschiedt op een wijze door de Sociale verzekeringsbank te bepalen.

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na die der dagtekening van het Staatsblad, waarin het geplaatst is.

Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Financiën en van Sociale Zaken zijn, ieder voor zoveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State, aan de Algemene Rekenkamer en aan de Buitengewone Pensioenraad.

Amsterdam
WILHELMINA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, WITTEMAN.
De Minister van Financiën, P. LIEFTINCK.
De Minister van Sociale Zaken, W. DREES.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.