Wet van 11 mei 1950, tot vaststelling van zekere waarborgen jegens bepaalde groepen burgerlijke overheidsdienaren en gewezen burgerlijke overheidsdienaren van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen

Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de overgang naar een nieuwe rechtsorde zekere waarborgen van het Rijk jegens bepaalde groepen burgerlijke overheidsdienaren en gewezen burgerlijke overheidsdienaren van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen bij de wet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • I.

    "overheidsdienaren":

    burgerlijke landsdienaren van Indonesië, en personen in dienst van de zelfstandige gemeenschappen, ingesteld op de voet van de artikelen 119, 121 of 123 der Indische Staatsregeling,

    • a.

      die op 5 Augustus 1949:

      hetzij in vaste dienst waren,

      hetzij waren aangenomen op een kortverband, waaraan recht op vrije overtocht naar Nederland is verbonden, mits op die aanneming een feitelijke indiensttreding is gevolgd,

      hetzij in tijdelijke dienst waren sedert een aan 1 Maart 1942 voorafgaand tijdstip,

      hetzij in tijdelijke dienst waren in aansluiting op een dienstverband, dat door het Reglement betreffende de aanneming en de dienstvoorwaarden van werkkrachten op maand-, dag- of uurloon (M.D.R. 1939) of daarmede in aard overeenkomende reglementen werd beheerst, of op een kortverband, dan wel op een betrekking als bijzondere leerkracht in de zin van artikel 1 onder 2° van het Pensioenreglement voor bijzondere leerkrachten, mits deze verbanden of deze betrekking bestonden sedert een aan 1 Maart 1942 voorafgaand tijdstip,

      hetzij in tijdelijke dienst waren en sedert een aan 1 Maart 1942 voorafgaand tijdstip tot aan dat van aanstelling in tijdelijke dienst als dienst- of reserveplichtige onafgebroken in militaire dienst zijn geweest;

    • b.

      die na 5 Augustus 1949, doch vóór de souvereiniteitsoverdracht zijn aangesteld in vaste dienst, of aangenomen op een kortverband, waaraan recht op vrije overtocht naar Nederland is verbonden;

    • c.

      die voor de toepassing van deze wet door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën met een der onder a of b bedoelde categorieën zijn gelijkgesteld;

    voorzover de onder a, b en c bedoelde personen Nederlander zijn en zolang zij deze status behouden, tenzij artikel 8a op hen van toepassing is, dan wel dispensatie is verleend als bedoeld in artikel 5.

  • II.

    "gewezen overheidsdienaren":

    • a.

      personen, die na Augustus 1945 in overheidsdienst aan de wederopbouw van Indonesië daadwerkelijk hebben medegewerkt dan wel - ter beslissing van de commissie - daartoe wel bereid zijnde, buiten eigen schuld of toedoen daartoe verhinderd zijn geweest, wier dienstverband op een tijdstip vóór 5 Augustus 1949 is geëindigd en die op dat tijdstip een der dienstverbanden hadden als omschreven onder I;

    • b.

      personen, die op of na 1 Maart 1942, doch vóór het tijdstip van de souvereiniteitsoverdracht in tijdelijke dienst van het Land of van een der onder I bedoelde zelfstandige gemeenschappen zijn getreden en wegens in en door de dienst bekomen letsel of gebreken zijn of zullen zijn ontslagen;

    voorzover de onder a en b bedoelde personen Nederlander zijn en zolang zij deze status behouden, tenzij artikel 8a op hen van toepassing is, dan wel dispensatie is verleend als bedoeld in artikel 5.

  • III.

    "nagelaten betrekkingen":

    betrekkingen van een overleden overheidsdienaar, een overleden gewezen overheidsdienaar, zomede van een Nederlander, die nà 1 Maart 1942, doch vóór September 1945, dan wel wegens oorlogsletsel in het tijdvak van 8 December 1941 tot en met 1 Maart 1942 is overleden, en op het tijdstip van overlijden een der dienstverbanden had als omschreven onder I, een en ander voor zover zij op grond van dat overlijden gerechtigd zijn tot een uitkering van overheidswege en voor zover zij Nederlander zijn en zolang zij deze status behouden, tenzij artikel 8a op hen van toepassing is, dan wel dispensatie is verleend als bedoeld in artikel 5.

  • IV.

    "afvloeiingsvoorwaarden":

    de afvloeiingsvoorwaarden, behorende bij de Overeenkomst inzake de positie van de Burgerlijke Overheidsdienaren in verband met de souvereiniteitsoverdracht (Stb. J 570).

  • V.

    "normaal pensioen":

    het pensioen, waarop recht wordt verkregen bij het bereiken van een diensttijd van 20 en een leeftijd van 50 jaar, onderscheidenlijk van een diensttijd van 25 en een leeftijd van 55 jaar, naar gelang de door de betrokken overheidsdienaar beklede betrekking krachtens de terzake op 5 Augustus 1949 voor hem van kracht zijnde pensioenregeling is ingedeeld in de daarin bedoelde pensioengroep I, onderscheidenlijk pensioengroep II.

  • VI.

    "de commissie":

    de bevoegde commissie, als bedoeld in artikel 8.

  • VII.

    "Onze Minister":

    Onze Minister, belast met de uitvoering van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië.

  • VIII.

    "Onze Ministers":

    Onze Minister, belast met de uitvoering van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië en Onze Minister van Financiën.

  • IX.

    "Pensioenstichting":

    Stichting tot verzorging en afwikkeling van pensioensaangelegenheden betreffende gewezen overheidspersoneel van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen.

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

3

Met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen garandeert het Rijk aan de gewezen overheidsdienaren de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke hun op grond van het hun verleende ontslag volgens de ten tijde van dat ontslag van kracht zijnde regelingen toekomen, met dien verstande, dat de garantie voor hen, die op of nà 5 Augustus 1949 zijn of zullen zijn ontslagen, de voldoening van alle rechten en aanspraken omvat, welke hun op grond van het hun verleende ontslag bij toepassing van de terzake op 5 Augustus 1949 van kracht zijnde regelingen toekomen.

Artikel

4

Onverminderd de verplichting tot toekenning en voldoening van weduwenpensioenen en wezenonderstanden, waartoe het Rijk uit anderen hoofde rechtstreeks gehouden is, garandeert het Rijk aan de nagelaten betrekkingen, behoudens en met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen, de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke hun volgens de ten tijde van het overlijden van kracht zijnde regelingen toekomen, met dien verstande, dat de garantie voor de nagelaten betrekkingen van hem, die na 5 Augustus 1949 is of zal zijn overleden, de voldoening van alle rechten en aanspraken omvat, welke hun bij toepassing van de terzake op 5 Augustus 1949 van kracht zijnde regelingen toekomen.

Artikel

4a

Artikel

4b

In de gevallen, waarin in de op 5 Augustus 1949 van kracht zijnde regelingen aan de Kroon of aan de Gouverneur-Generaal de bevoegdheid was voorbehouden om ter aanvulling of in afwijking van die regelingen beslissingen te nemen of bijzondere voorzieningen te treffen, worden deze bevoegdheden, behoudens het bepaalde in artikel 4a, lid 5, voor de toepassing van deze wet uitgeoefend door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

Artikel

4c

Artikel

4d

Artikel

4e

Artikel

5

Door Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Volksgezondheid in bijzondere gevallen worden bepaald, dat de garanties uit hoofde van of krachtens deze wet blijven gelden bij verandering van nationaliteit.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

Artikel

8a

Artikel

8b

Voor gevallen, waarin deze wet of de afvloeiingsvoorwaarden niet of niet naar billijkheid voorzien, kunnen door Ons op voordracht van Onze Ministers ten behoeve van de overheidsdienaren, gewezen overheidsdienaren en nagelaten betrekkingen aanvullende garanties van het Rijk worden vastgesteld.

Artikel

8c

De garanties strekken zich niet uit over het recht op kindertoelage voor kinderen, voor wie aanspraak bestaat op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet, de Kinderbijslagwet voor loontrekkenden, of de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 10 van laatstgenoemde wet, terwijl de kindertoelage voor die kinderen voor de berekening van de in het tweede lid van artikel 4c bedoelde duurtetoeslag buiten aanmerking wordt gelaten.

Artikel

9

Artikel

9a

Tenzij bij of krachtens deze wet uitdrukkelijk anders is bepaald, worden de ter uitvoering van deze wet te nemen beslissingen genomen door Onze Minister.

Artikel

9b

Vervallen

Artikel

9c

Vervallen

Artikel

10

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar afkondiging. Zij kan worden aangehaald als "Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister-President, W. DREES.
De Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen, J. H. VAN MAARSEVEEN.
De Minister zonder Portefeuille, GÖTZEN.
De Minister van Financiën, P. LIEFTINCK.
De Minister van Sociale Zaken, A. M. JOEKES.
De Minister van Justitie a.i., J. H. VAN MAARSEVEEN.