Besluit van 24 maart 1951, tot verhoging van de uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht met een toeslag

Besluit tot verhoging van de uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht met een toeslag

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Oorlog en van Marine van 15 Februari 1951, Directoraat Personeel, Afdeling B 4, no. 187319;
Overwegende:
dat het wenselijk is de uitkeringen, verleend en te verlenen krachtens de Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht (Staatsblad 1948, No. I 543), met een toeslag te verhogen;
De Raad van State gehoord (advies van 27 Februari 1951, No. 27);
Gezien het nader gemeenschappelijk rapport van Onze voornoemde Ministers van 21 Maart 1951, Directoraat Personeel, Afdeling B 4, No. 195574;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

De toeslag wordt slechts genoten over tijdvakken, waarover de uitkering wordt genoten.

Artikel

4

De toeslag wordt toegekend door Onze Minister van Oorlog of van Marine, al naar gelang de betrokken militair, mindere geëmployeerde, werkman of bediende heeft behoord tot of werkzaam is geweest bij een inrichting van de Koninklijke landmacht of de zeemacht.

Artikel

5

Uitkering en toeslag worden als een eenheid beschouwd, waarop de artikelen 10 en 11 van de in artikel 1 genoemde regeling van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel

5a

Artikel

6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die der dagtekening van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Oorlog, C. STAF.
De Minister van Marine, C. STAF.
De Minister van Justitie, H. MULDERIJE.