onbenoemd
I
Aan Onze Minister van Buitenlandse Zaken over te dragen de zorg voor alle aangelegenheden betreffende de Nederlands-Indonesische Unie en de overige niet op de Overzeese Rijksdelen betrekking hebbende aangelegenheden, waarmede Onze Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen is belast, met uitzondering van de zorg voor:
-
a.
de door Nederland overgenomen verplichting tot betaling van weduwenpensioenen en wezen-onderstanden aan nagelaten betrekkingen van Overheidspersoneel van Indonesië, welke aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken wordt overgedragen;
-
b.
de culturele betrekkingen tussen het Koninkrijk en de Republiek Indonesië, alsmede het Nederlands onderwijs in Indonesië, welke aan Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen wordt overgedragen;
-
c.
de financiële betrekkingen tussen het Koninkrijk en de Republiek Indonesië, welke aan Onze Minister van Financiën wordt overgedragen;
-
d.
de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk en de Republiek Indonesië, welke aan Onze Minister van Economische Zaken wordt overgedragen;
II
te bepalen, dat bij de onder I sub b, c, en d vermelde aangelegenheden Onze Minister van Buitenlandse Zaken betrokken zal zijn in de gevallen waarin en overeenkomstig de wijze waarop zulks in het algemeen gebruikelijk is ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen;
III
te bepalen, dat bij de onder I sub d vermelde aangelegenheden Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening betrokken zal zijn in de gevallen waarin en overeenkomstig de wijze waarop zulks in het algemeen gebruikelijk is ten aanzien van de buitenlandse economische betrekkingen;