Artikel
1
Deze wet verstaat onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Defensie;
"Immunisatie": zowel vaccinatie en revaccinatie tegen pokken als iedere andere inenting en herinenting.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Deze wet verstaat onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Defensie;
"Immunisatie": zowel vaccinatie en revaccinatie tegen pokken als iedere andere inenting en herinenting.
Onze Minister is tot 1 januari 1984 bevoegd militairen de verplichting op te leggen zich aan vaccinatie voor de eerste maal tegen pokken te onderwerpen.
De in de artikelen 2 en 3 bedoelde maatregelen vinden niet plaats dan met inachtneming van de door Onze Minister ter uitvoering van de wet gestelde regelen.
De militair, alsmede, indien de militair minderjarig is, degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over hem uitoefent, die op gronden ontleend aan zijn of haar godsdienst, levensbeschouwing of zedelijke overtuiging gewetensbezwaren heeft tegen immunisatie, kan zich met een met redenen omkleed verzoekschrift tot het verkrijgen van vrijstelling van de aan hem of de onder zijn of haar ouderlijk gezag of voogdij staande militair opgelegde verplichting tot Onze Minister wenden.
De militair, voor wie op geneeskundige gronden een bijzonder gevaar van de immunisatie is te duchten, wordt, op de wijze door Onze Minister bepaald, tijdelijk of blijvend van één of meer immunisatiemaatregelen vrijgesteld.
De militair, die van mening is, dat zijn gezondheidstoestand daartoe aanleiding geeft, kan onder overlegging van een verklaring van een geneeskundige een verzoek om vrijstelling, als in het voorgaand lid bedoeld, indienen.
Deze wet kan worden aangehaald als "Wet immunisatie militairen".
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.