Wet van 7 augustus 1953, houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag van Londen van 19 Juni 1951 tussen de Staten, die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten

Wet goedkeuring en uitvoering Verdrag van Londen (NAVO-SOFA)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het Verdrag van Londen van 19 Juni 1951 tussen de Staten, die partij zijn bij het Noord Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, alvorens te kunnen worden bekrachtigd, ingevolge artikel 60, lid 2 der Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alsmede dat ter uitvoering van dit Verdrag enige nadere voorzieningen dienen te worden getroffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Het Verdrag van Londen van 19 Juni 1951 tussen de Staten, die partij zijn bij het Noord Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, waarvan de tekst in Tractatenblad 1951, nr. 114 is geplaatst, wordt voor het Rijk in Europa goedgekeurd.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Onze Minister van Justitie neemt de besluiten en doet de verzoeken als bedoeld in artikel VII, lid 3, sub c van het bij deze Wet goedgekeurde Verdrag, tenzij het besluit of het verzoek betrekking heeft op personen, aan de rechtsmacht van de Nederlandse militaire rechter onderworpen.

In het laatste geval wordt het besluit genomen of het verzoek gedaan door Onze Minister van Oorlog, onderscheidenlijk Onze Minister van Marine na overleg met Onze Minister van Justitie.

Artikel

5

Op verzoek van de autoriteiten van de Staat van herkomst in beslag genomen goederen worden door de officier van Justitie slechts aan die autoriteiten overgegeven onder voorwaarde, dat zij binnen een door hem te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden weder aan hem worden overgedragen. Na deze overdracht handelt de officier van Justitie met deze goederen als in de Nederlandse Wet ten aanzien van in beslag genomen, doch niet verbeurd verklaarde goederen is voorgeschreven.

Artikel

6

In geval de autoriteiten van een Staat van herkomst overeenkomstig lid 7, sub b van artikel VII van het bij deze Wet goedgekeurde Verdrag, om bijstand verzoeken bij de ten uitvoerlegging van een door de rechterlijke autoriteiten van die Staat opgelegde vrijheidsstraf, kan Onze Minister van Justitie deze straf doen ten uitvoer leggen, hetzij op de wijze van gevangenisstraf, hetzij op de wijze van hechtenis of van militaire detentie.

Artikel

7

Artikel

8

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Oorlog, C. STAF.
De Minister van Marine, C. STAF.
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i., J. LUNS.
De Minister van Financiën, VAN DE KIEFT.
De Minister van Justitie a.i., BEEL.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, J. G. SUURHOFF.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. ALGERA.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.