Wet van 15 October 1953, houdende nadere voorschriften ter wegneming van beletselen voor de viering van en ter verzekering van de openbare rust op de Zondag en enige Christelijke feestdagen

Zondagswet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wet van 1 Maart 1815, Staatsblad no. 21, houdende voorschriften ter viering van de dagen aan de openbare Christelijke Godsdienst toegewijd, te vervangen door nadere voorschriften ter wegneming van beletselen voor de viering van en ter verzekering van de openbare rust op de Zondag en enige Christelijke feestdagen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Het is verboden op Zondag zonder genoegzame reden de openbare rust door arbeid in beroep of bedrijf te verstoren.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Bij het in werking treden van deze wet vervalt de wet van 1 Maart 1815 (Staatsblad no. 21), zoals deze laatstelijk is gewijzigd, zomede het Besluit van de Souvereine Vorst van 1 October 1814, no. 68.

Artikel

13

Deze wet kan worden aangehaald onder de benaming "Zondagswet".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
JULIANA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, BEEL.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.