Wet van 6 augustus 1954 tot nadere verhoging van pensioenen met een toeslag

Aanpassingstoeslagwet voor gepensionneerden

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten laste van het Rijk - met uitzondering van bepaalde groepen -, van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds of van het Spoorwegpensioenfonds toegekende of nog toe te kennen pensioenen nader te verhogen met een toeslag;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

De pensioenen, buitengewone militaire pensioenen, voorlopige pensioenen en tijdelijke pensioenen, welke ten laste van het Rijk, van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, bedoeld in artikel 1, eerste lid, der Pensioenwet 1922, Stb. 240, of van het Spoorwegpensioenfonds, bedoeld in artikel 1, eerste lid der Pensioenwet voor de Spoorwegambtenaren 1925, Stb. 294, zijn of worden toegekend, worden, voor zover het recht op deze pensioenen op 1 Januari 1954 niet is vervallen, te rekenen van die datum of van het later tijdstip, waarop zij zijn ingegaan of zullen ingaan, overeenkomstig het bepaalde in de volgende artikelen ambtshalve verhoogd met een toeslag, verder te noemen aanpassingstoeslag.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

7

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst.

Artikel

8

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Aanpassingstoeslagwet voor gepensionneerden".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, BEEL.
De Minister van Oorlog en van Marine, C. STAF.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.