Wet van 30 september 1954, houdende instelling van een productschap voor groenten en fruit

Instellingswet Productschap voor Groenten en Fruit

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is overeenkomstig het door de Sociaal-Economische Raad uit eigen beweging daartoe uitgebrachte advies over te gaan tot instelling van een productschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22, sedert gewijzigd) voor ondernemingen op het gebied van de teelt van, de be- en verwerking van en de handel in groenten en fruit;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Het bestuur van het productschap bestaat uit 20 leden. Daarvan worden benoemd:

de teelt van groenten en fruit

5 leden

5 leden

de groenten en fruit be- en verwerkende industrie

1 lid

1 lid

de groothandel en de werkzaamheid van tussenpersonen in groenten en fruit

2 leden

2 leden

de detailhandel in groente en fruit

2 leden

2 leden

Artikel

3a

Het bestuur is bevoegd uit zijn midden voor elk lid van het dagelijks bestuur een plaatsvervanger te benoemen.

Artikel

4

Het productschap heeft organen, commissies genaamd, voor de behandeling van aangelegenheden betreffende:

  • a.

    buitenslands verduurzaamde groenten, fruit en uit fruit verkregen producten,

  • b.

    specerijen,

  • c.

    consumptiegrondnoten.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Een besluit met betrekking tot aangelegenheden, naar het oordeel van het bestuur liggende op het werkgebied van een commissie, als omschreven in artikel 4, neemt het bestuur slechts op voorstel van die commissie, dan wel nadat deze gelegenheid heeft gehad van advies te dienen.

Artikel

10

Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie vastgestelde verordening kan worden bepaald, dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van genoemde wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen, waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Voor de toepassing van deze wet en van de artikelen 94, 100, derde lid, en 104, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie ten aanzien van het productschap worden als Onze betrokken Ministers aangemerkt Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel

14

Deze wet kan worden aangehaald als: Instellingswet Productschap voor Groenten en Fruit.

Artikel

15

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, MANSHOLT.
De Minister van Economische Zaken, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.