Wet van 28 October 1954, houdende aanvaarding van een statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Wet aanvaarding Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de aanvaarding door Nederland van de resultaten van het op de voet van artikel 215 van de Grondwet gepleegde overleg, een wet vordert als bedoeld in artikel 218 der Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Enig

artikel

Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, zoals het bij deze wet is gevoegd, wordt aanvaard.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, W. DREES.
De Minister van Buitenlandse Zaken, J. W. BEYEN.
De Minister zonder Portefeuille, J. LUNS.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.
De Minister van Binnenlandse Zaken, BEEL.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen a.i., BEEL.
De Minister van Financiën, VAN DE KIEFT.
De Minister van Oorlog, C. STAF.
De Minister van Marine, C. STAF.
De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, H. WITTE.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. ALGERA.
De Minister van Economische Zaken, J. ZIJLSTRA.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, MANSHOLT.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, J. G. SUURHOFF.
De Minister van Maatschappelijk Werk, F. J. VAN THIEL.
De Minister van Overzeese Rijksdelen, W. J. A. KERNKAMP.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.