Wet van 28 October 1954, houdende aanvaarding van een statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Preambule
Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba,
constaterende dat Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen in 1954 uit vrije wil hebben verklaard in het Koninkrijk der Nederlanden een nieuwe rechtsorde te aanvaarden, waarin zij de eigen belangen zelfstandig behartigen en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgen en wederkerig bijstand verlenen, en hebben besloten in gemeen overleg het Statuut voor het Koninkrijk vast te stellen;
constaterende dat de statutaire band met Suriname is beëindigd met ingang van 25 november 1975 door wijziging van het Statuut bij rijkswet van 22 november 1975, Stb. 617, PbNA 233;
overwegende dat Aruba uit vrije wil heeft verklaard deze rechtsorde als land te aanvaarden;
hebben besloten in gemeen overleg het Statuut voor het Koninkrijk als volgt nader vast te stellen.

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

De Kroon van het Koninkrijk wordt erfelijk gedragen door Hare Majesteit Juliana, Prinses van Oranje-Nassau en bij opvolging door Hare wettige opvolgers.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

§

2

De behartiging van de aangelegenheden van het Koninkrijk

Artikel

6

Artikel

7

De raad van ministers van het Koninkrijk is samengesteld uit de door de Koning benoemde ministers en de door de regering van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk van Aruba benoemde Gevolmachtigde Minister.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Het vertegenwoordigende lichaam van het land, waarin de regeling zal gelden, is bevoegd vóór de openbare behandeling van het ontwerp in de Tweede Kamer dit te onderzoeken en zo nodig binnen een daarvoor te bepalen termijn daaromtrent schriftelijk verslag uit te brengen.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

De artikelen 17 en 18 zijn voor de behandeling in de verenigde vergadering van de Staten-Generaal van overeenkomstige toepassing.

Artikel

20

Bij rijkswet kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 15 t/m 19.

Artikel

21

Indien, na gepleegd overleg met de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en Aruba, in geval van oorlog of in andere bijzondere gevallen, waarin onverwijld moet worden gehandeld, het naar het oordeel van de Koning onmogelijk is het resultaat van het in artikel 16 bedoelde onderzoek af te wachten, kan van de bepaling van dat artikel worden afgeweken.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Indien de regering van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk van Aruba, de wens te kennen geeft, dat een internationale economische of financiële overeenkomst wordt aangegaan, welke uitsluitend voor het betrokken land geldt, zal de regering van het Koninkrijk medewerken tot een zodanige overeenkomst, tenzij de verbondenheid van het land in het Koninkrijk zich daartegen verzet.

Artikel

27

De Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba worden betrokken in de voorbereiding van overeenkomsten met andere mogendheden, welke hen overeenkomstig artikel 11 raken. Zij worden tevens betrokken in de uitvoering van overeenkomsten, die hen aldus raken en voor hen verbindend zijn.

Artikel

28

Op de voet van door het Koninkrijk aangegane internationale overeenkomsten kunnen de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba desgewenst als lid tot volkenrechtelijke organisaties toetreden.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

In de strijdkrachten voor de verdediging van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk van Aruba, zullen zoveel mogelijk personen, die in deze landen woonachtig zijn, worden opgenomen.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

§

3

Onderlinge bijstand, overleg en samenwerking

Artikel

36

Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba verlenen elkander hulp en bijstand.

Artikel

36a

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Vonnissen, door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba gewezen, en bevelen, door hem uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten, aldaar verleden, kunnen in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de tenuitvoerlegging plaats vindt.

§

4

De staatsinrichting van de landen

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Wijzigingen in de Grondwet betreffende:

  • a.

    de artikelen, betrekking hebbende op de fundamentele menselijke rechten en vrijheden;

  • b.

    de bepalingen, betrekking hebbende op de bevoegdheden van de regering;

  • c.

    de artikelen, betrekking hebbende op de bevoegdheden van het vertegenwoordigende lichaam;

  • d.

    de artikelen, betrekking hebbende op de rechtspraak,

worden - onverminderd het bepaalde in artikel 5 - geacht in de zin van artikel 10 de Nederlandse Antillen en Aruba te raken.

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

De landen nemen bij hun wetgeving en bestuur de bepalingen van het Statuut in acht.

Artikel

49

Bij rijkswet kunnen regels worden gesteld omtrent de verbindendheid van wetgevende maatregelen, die in strijd zijn met het Statuut, een internationale regeling, een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

De landsverordening kan aan de Koning als hoofd van het Koninkrijk en aan de Gouverneur als orgaan van het Koninkrijk met goedkeuring van de Koning bevoegdheden met betrekking tot landsaangelegenheden toekennen.

Artikel

53

Indien de Nederlandse Antillen of Aruba de wens daartoe te kennen geven, wordt het onafhankelijke toezicht op de besteding der geldmiddelen overeenkomstig de begroting van de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden, dan wel van Aruba, door de Algemene Rekenkamer uitgeoefend. In dat geval worden na overleg met de Rekenkamer bij rijkswet regelen gesteld omtrent de samenwerking tussen de Rekenkamer en het betrokken gebied. Alsdan zal de regering van het land op voordracht van het vertegenwoordigende lichaam iemand kunnen aanwijzen, die in de gelegenheid wordt gesteld deel te nemen aan de beraadslagingen over alle aangelegenheden van het betrokken gebied.

§

5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

54

Vervallen.

Artikel

55

Artikel

56

Op het tijdstip van inwerkingtreding van het Statuut bestaande autoriteiten, verbindende wetten, verordeningen en besluiten blijven gehandhaafd totdat zij door andere, met inachtneming van dit Statuut, zijn vervangen. Voor zover het Statuut zelf in enig onderwerp anders voorziet, geldt de regeling van het Statuut.

Artikel

57

Wetten en algemene maatregelen van bestuur, die in de Nederlandse Antillen gelden, verkrijgen de staat van rijkswet, onderscheidenlijk van algemene maatregel van rijksbestuur, met dien verstande, dat zij, voor zover zij ingevolge het Statuut bij landsverordening kunnen worden gewijzigd, de staat verkrijgen van landsverordening.

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Het Statuut treedt in werking op het tijdstip van de plechtige afkondiging, nadat het bevestigd is door de Koning.

Alvorens de bevestiging geschiedt, behoeft het Statuut aanvaarding voor Nederland op de wijze, in de Grondwet voorzien; voor Suriname en voor de Nederlandse Antillen door een besluit van het vertegenwoordigende lichaam.

Dit besluit wordt genomen met twee derden der uitgebrachte stemmen. Wordt deze meerderheid niet verkregen, dan worden de Staten ontbonden en wordt door de nieuwe Staten bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen beslist.

Artikel

62

Vervallen.