Wet van 24 november 1954, houdende instelling van een productschap voor bier
Instellingswet Productschap voor Bier
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel
2
Artikel
3
Het bestuur van het productschap bestaat uit 22 leden. Daarvan worden benoemd:
de brouwindustrie |
4 leden |
4 leden |
de binnenlandse groothandel in bier |
3 leden |
3 leden |
de detailhandel in bier en het hotel-, café- en restaurantbedrijf |
4 leden |
4 leden |
Artikel
4
1
Aan het productschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:
-
a.
aangelegenheden, verband houdende met het economisch verkeer tussen verschillende stadia van voortbrenging en afzet;
-
b.
de registratie van de ondernemingen, waarvoor het productschap is ingesteld;
-
c.
het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het productschap nodige gegevens.
2
Als aangelegenheden, bedoeld in het voorgaande lid, onder a, worden niet aangemerkt:
-
a.
de vestiging, uitbreiding en stillegging van ondernemingen;
-
b.
de in- en uitvoer;
-
c.
de prijzen.
Artikel
5
Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens een op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22, sedert gewijzigd) vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.
Artikel
6
Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie vastgestelde verordening kan worden bepaald, dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van genoemde wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen, waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.
Artikel
7
1
Verordeningen, waarbij krachtens artikel 126, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie een heffing wordt opgelegd tot een in die verordeningen vermeld ander doel dan dekking van de huishoudelijke uitgaven van het productschap, behoeven, in afwijking van het derde lid van dat artikel, de goedkeuring van Onze betrokken Ministers; zij worden terstond na vaststelling ter kennisneming aan de Sociaal-Economische Raad toegezonden.
Artikel
8
Voor de toepassing van deze wet en van de artikelen 94, 100, derde lid, en 104, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie ten aanzien van het productschap worden als Onze betrokken Ministers aangemerkt Onze Minister van Economische Zaken en, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening.
Artikel
9
Deze wet kan worden aangehaald als: Instellingswet Productschap voor Bier.
Artikel
10
Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.