Besluit van 31 januari 1955, houdende instelling van een bedrijfschap voor de groothandel en het bedrijf van commissionnair of van tussenpersoon in groenten en fruit

Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 12 November 1954, no. B. 1946, Directie voor Wetgeving en andere Juridische Aangelegenheden;
Overwegende, dat het wenselijk is overeenkomstig het door de Sociaal-Economische Raad op 9 Juli 1954 uit eigen beweging daartoe uitgebrachte advies over te gaan tot instelling van een bedrijfschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22, sedert gewijzigd) voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van commissionnair of van tussenpersoon in groenten en fruit;
Gelet op genoemde wet;
De Raad van State gehoord (advies van 30 November 1954, no. 26);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 24 Januari 1955, no. B. 2254, Directie voor Wetgeving en andere Juridische Aangelegenheden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

In afwijking van artikel 73, vierde lid, van de wet bedraagt het aantal door organisaties van werknemers te benoemen leden van het bestuur van het bedrijfschap ten minste elf twintigsten en ten hoogste dertien twintigsten van het door organisaties van ondernemers te benoemen aantal.

Artikel

4

Artikel

4a

Artikel

5

Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening betreffende een der in artikel 4, eerste lid, onder a, b, c en f, genoemde onderwerpen kan worden bepaald, dat de daarbij gestelde regelen - voor zover betrekking hebbende op de groothandel of het bedrijf van commissionnair of van tussenpersoon in verse groenten en vers fruit - mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, plegen te worden verricht. Een dergelijke bepaling geldt niet met betrekking tot ondernemingen, waarvoor een hoofdbedrijfschap of een ander bedrijfschap is ingesteld, indien dit ten aanzien van het onderwerp der verordening eveneens bindende regelen heeft gesteld.

Artikel

6

Overtredingen van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.

Artikel

7

Op overtreding van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening door de personen, bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet, kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

Artikel

8

Artikel

9

Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit.

Artikel

10

Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Economische Zaken, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Landbouw, Visserij Voedselvoorziening, MANSHOLT.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid a.i., W. DREES.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.