Wet van 29 maart 1955, houdende het in overeenstemming brengen van de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen met de nieuwe rechtsorde

Defensiewet voor de Nederlandse Antillen en Aruba

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Overzeese Rijksdelen a.i. van 22 Maart 1955, Directie Suriname en Nederlandse Antillen, No. 124071/-;
Overwegende, dat ingevolge artikel 59, lid 4 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen in overeenstemming moet worden gebracht met de nieuwe rechtsorde;
Gelet op artikel 59, leden 2 en 4 van het Statuut;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 25 Maart 1955, No. 1);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Overzeese Rijksdelen van 29 Maart 1955, Directie Suriname en Nederlandse Antillen, No. 125047/10641;
De bepalingen van het Statuut in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan: de tekst van de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen vast te stellen, zoals deze bij dit besluit is gevoegd.

Artikel

1

Artikel

2

Bij landsverordening worden overeenkomstig bij Rijkswet te stellen algemene regels de voorwaarden vastgesteld, waarop wegens ernstige gewetensbezwaren vrijstelling van de dienst in de krijgsmacht wordt verleend.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Onze Minister van Defensie, Onze Minister van Algemene Zaken van de Nederlandse Antillen en Onze Minister van Algemene Zaken van Aruba plegen onderling overleg omtrent enig voornemen een wijziging tot stand te brengen in de rechtstoestand van de Antilliaanse onderscheidenlijk Arubaanse dienstplichtigen.

Artikel

7

Artikel

8

De bevelhebber van de krijgsmacht in de Nederlandse Antillen en Aruba dient de Gouverneur en Onze Minister van Algemene Zaken van de Nederlandse Antillen alsmede de Gouverneur en Onze Minister van Algemene Zaken van Aruba desgevraagd of eigener beweging van advies omtrent alle aangelegenheden, de rechtspositie van de Antilliaanse onderscheidenlijk Arubaanse dienstplichtigen betreffende.

Artikel

9

Artikel

10

De verplichtingen, welke aan hen, die niet tot dienst in de krijgsmacht verplicht zijn, ten aanzien van de behartiging van de belangen van het Koninkrijk kunnen worden opgelegd, worden bij landsverordening geregeld. Deze landsverordening neemt de bij of krachtens Rijkswet te stellen algemene regels in acht.

Artikel

11

In geval van oorlog of oorlogsgevaar of ingeval bedreiging of verstoring van de inwendige orde en rust kan leiden tot wezenlijke aantasting van belangen van het Koninkrijk, kan de Koning bepalen, dat dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden of geroepen. Alsdan wordt onverwijld een voorstel van Rijkswet gedaan om het in werkelijke dienst blijven der dienstplichtigen zoveel mogelijk te bepalen.

Artikel

12

Artikel

13

Het militaire straf- en tuchtrecht en de rechtspleging in militaire zaken worden bij Rijkswet geregeld.

Artikel

14

Deze Rijkswet kan worden aangehaald als "Defensiewet voor de Nederlandse Antillen en Aruba".

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen, waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Overzeese Rijksdelen is belast met de uitvoering van dit besluit, dat, met de nota van toelichting, in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State van het Koninkrijk.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Overzeese Rijksdelen, W. J. A. KERNKAMP.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.