Artikel
1
Voor de toepassing van de Instellingswet Productschappen en Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten (Stb. 1954, 451) en van de artikelen 94, 100, derde lid, en 104, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22) ten aanzien van het Productschap voor Granen, Zaden en Peulvruchten wordt Onze Minister van Economische Zaken mede als betrokken Minister aangemerkt, voor zoveel betreft:
-
a.
verordeningen, die bindende regelen inhouden voor het bakkersbedrijf of de detailhandel in voor menselijke consumptie geschikte, uit granen, zaden of landbouwpeulvruchten verkregen producten;
-
b.
verordeningen, die regelen inhouden, welke de mededinging beperken tussen degenen, die ondernemingen drijven op het gebied van de be- of verwerking van of de groothandel in granen, landbouwpeulvruchten, welke niet in groene toestand zijn geoogst, fijne zaden, boekweit, hop, cichorei- of witlofwortels, uitheemse zetmeelrijke producten of producten, welke uit de vorenbedoelde zijn verkregen.