Besluit van 6 december 1955, houdende instelling van een bedrijfschap voor de schoenindustrie

Instellingsbesluit Bedrijfschap Schoenindustrie

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 22 September 1955, no. B. 3236, Dir. W.J.A.;
Overwegende, dat het wenselijk is overeenkomstig het door de Sociaal-Economische Raad op 8 Juli 1955 uit eigen beweging daartoe uitgebrachte advies over te gaan tot instelling van een bedrijfschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22) voor ondernemingen op het gebied van de schoenindustrie;
Gelet op genoemde wet;
De Raad van State gehoord (advies van 18 October 1955, no. 40);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 1 December 1955, no. B. 3498, Dir. W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening betreffende het in artikel 3, eerste lid, onder e, genoemde onderwerp en, voor zover dit voor de uitvoering en het toezicht op de naleving van een dergelijke verordening nodig is, bij een op grond van vorengenoemde wetsbepaling vastgestelde verordening betreffende een der in artikel 3, eerste lid, onder f, h en i, genoemde onderwerpen, kan worden bepaald, dat de daarbij gestelde regelen mede degenen binden, die ondernemingen drijven, waarin geen ander dan schoeisel voorzien van een rubberzool en een bovenwerk van textiel, of daaraan verwant schoeisel in serie wordt vervaardigd, alsmede degenen, die ondernemingen drijven, waarin door middel van stanzerij-, stikkerij- of lasserijwerkzaamheden onderdelen van zodanig schoeisel worden vervaardigd of bewerkt.

Artikel

5

Overtredingen van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.

Artikel

6

Op overtreding van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening door de personen, bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet, kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

Artikel

7

Artikel

8

Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit Bedrijfschap Schoenindustrie.

Artikel

9

Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Economische Zaken, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, J. G. SUURHOFF.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.