Besluit van 8 december 1955, houdende instelling van een bedrijfschap voor de handel en de bedrijven van commissionair en van tussenpersoon in vee
Instellingsbesluit Bedrijfschap Handel in Vee
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
2
1
Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen, waarin de handel of het bedrijf van commissionnair of van tussenpersoon in vee wordt uitgeoefend.
2
Dit besluit verstaat onder:
handel in vee: het bedrijf van het kopen en verkopen van vee;
het bedrijf van tussenpersoon in vee: het bedrijf van het op naam van anderen sluiten van koop- en verkoopovereenkomsten met betrekking tot vee, of van het bemiddelen bij het tot stand komen van zodanige koop- en verkoopovereenkomsten;
vee: éénhoevige dieren, runderen, varkens, schapen en geiten;
wet: de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22).
Artikel
3
In afwijking van artikel 73, vierde lid, van de wet kan het aantal door organisaties van werknemers te benoemen leden van het bestuur van het bedrijfschap geringer zijn dan het door organisaties van ondernemers te benoemen aantal, met dien verstande, dat eerstbedoeld aantal niet minder dan drie tienden van het laatstbedoelde kan bedragen.
Artikel
4
1
Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:
-
a.
de bevordering van de gezondheidstoestand en de kwaliteit van vee;
-
b.
de verzorging van vee;
-
c.
de aanduiding van ten verkoop aangeboden vee;
-
d.
de verkoops-, leverings- en betalingsvoorwaarden bij de uitvoer van vee;
-
e.
de administratie van ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voor zover het voeren daarvan voor de vervulling van de taak van dat lichaam nodig is;
-
f.
de registratie van de ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;
-
g.
het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige gegevens;
-
h.
de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige inzage van boeken en bescheiden en bezichtiging en opneming van bedrijfsmiddelen en voorraden van ondernemingen.
Artikel
5
Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening betreffende een der in artikel 4, eerste lid, onder a-d, genoemde onderwerpen kan worden bepaald, dat de daarbij gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, plegen te worden verricht. Een dergelijke bepaling geldt niet met betrekking tot ondernemingen, waarvoor een hoofdbedrijfschap of een ander bedrijfschap is ingesteld, indien dit ten aanzien van het onderwerp der verordening eveneens bindende regelen heeft gesteld.
Artikel
6
Overtredingen van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.
Artikel
7
Op overtreding van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening door de personen, bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet, kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.
Artikel
8
1
De door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen kunnen voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend zijn.
Artikel
9
Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit Bedrijfschap Handel in Vee.
Artikel
10
Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.