Besluit van 20 april 1956, houdende instelling van een bedrijfschap voor de handel en de bedrijven van commissionair en van tussenpersoon in pluimvee, wild en tamme konijnen

Instellingsbesluit Bedrijfschap Pluimveehandel en -industrie

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 6 maart 1956, no. B. 3984, Dir. W.J.A.;
Overwegende, dat het wenselijk is overeenkomstig het door de Sociaal-Economische Raad op 14 oktober 1955 uit eigen beweging daartoe uitgebrachte advies over te gaan tot instelling van een bedrijfschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22) voor ondernemingen op het gebied van de handel en de bedrijven van commissionair en van tussenpersoon in pluimvee, wild en tamme konijnen;
Gelet op genoemde wet;
De Raad van State gehoord (advies van 27 maart 1956, no. 43);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 16 april 1956, no. B. 4128, Dir. W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

In afwijking van artikel 73, vierde lid, van de wet kan het aantal door organisaties van werknemers te benoemen leden van het bestuur van het bedrijfschap geringer zijn dan het door organisaties van ondernemers te benoemen aantal, met dien verstande, dat eerstbedoeld aantal niet minder dan de helft van het laatstbedoelde kan bedragen.

Artikel

3a

Het bestuur is bevoegd uit zijn midden voor elk lid van het dagelijks bestuur een plaatsvervanger te benoemen.

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:

  • a.

    de bevordering van de gezondheidstoestand en de kwaliteit van pluimvee, wild of tamme konijnen of produkten daarvan;

  • b.

    de verzorging en de verpakking van pluimvee, wild of tamme konijnen of produkten daarvan;

  • c.

    de technische inrichting van ondernemingen, voor zover deze verband houdt met de onder a genoemde onderwerpen;

  • d.

    de aanduiding van ten verkoop aangeboden pluimvee, wild of tamme konijnen of produkten daarvan;

  • e.

    de behandeling en de terugzending van verpakkingsmateriaal door degenen die ondernemingen drijven waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;

  • f.

    de verkoops-, leverings- en betalingsvoorwaarden bij de uitvoer van pluimvee, wild of tamme konijnen of produkten daarvan;

  • g.

    de onderbreking van de bedrijfsuitoefening in de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, ten behoeve van een jaarlijkse vakantie van de betrokken ondernemers of werknemers;

  • h.

    de lonen en de andere arbeidsvoorwaarden;

  • i.

    de administratie van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld voor zover het voeren daarvan voor de vervulling en de taak van dat lichaam nodig is;

  • j.

    de registratie van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;

  • k.

    het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige gegevens;

  • l.

    de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige inzage van boeken en bescheiden en bezichtiging en opneming van de bedrijfsmiddelen en voorraden van ondernemingen.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

9a

Artikel

10

Artikel

11

Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit Bedrijfschap Pluimveehandel en -industrie.

Artikel

12

Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Amsterdam
JULIANA.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Economische Zaken, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, MANSHOLT.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, J. G. SUURHOFF.
De Minister van Justitie, J. C. VAN OVEN.