Wet van 24 mei 1956, houdende instelling van een productschap voor vis en visproducten

Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is overeenkomstig het door de Sociaal-Economische Raad uit eigen beweging daartoe uitgebrachte advies over te gaan tot instelling van een productschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22) voor ondernemingen op het gebied van de visserij, de be- en verwerking van en de handel in vis en visproducten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

4

Het bestuur is bevoegd uit zijn midden voor elk lid van het dagelijks bestuur een plaatsvervanger te benoemen.

Artikel

5

Artikel

7

Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie vastgestelde verordening kan worden bepaald, dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van genoemde wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen, waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.

Artikel

8

Artikel

9

Voor de toepassing van deze wet en van de artikelen 94, 100, derde lid, en 104, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie ten aanzien van het productschap worden als Onze betrokken Ministers aangemerkt Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel

10

Deze wet kan worden aangehaald als: Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten.

Artikel

11

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, MANSHOLT.
De Minister van Economische Zaken, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Justitie, J. C. VAN OVEN.