Wet van 24 mei 1956, houdende instelling van een productschap voor vis en visproducten
Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel
2
1
Het productschap is ingesteld voor de ondernemingen, waarin:
de visserij wordt uitgeoefend;
vis wordt be- of verwerkt tot producten, welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk of dierlijk voedsel kunnen dienen;
de handel - met uitzondering van de aanvoer-, transito- en driehoekshandel - wordt uitgeoefend in vis of uit vis verkregen producten, welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen.
2
In deze wet wordt verstaan onder:
vis: vis, delen van vis, schaal- en schelpdieren en puf en nest, een en ander met uitzondering van sier- en aquariumdieren;
visserij: het bedrijf van het vangen of kweken van vissen, schaal- en schelpdieren en puf en nest, een en ander met uitzondering van sier- en aquariumdieren.
Artikel
3
In afwijking van artikel 73, vierde lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K22) bedraagt het aantal door organisaties van werknemers te benoemen leden van het bestuur van het produktschap tenminste 1/3 van het totaal aantal te benoemen bestuursleden.
Artikel
4
Het bestuur is bevoegd uit zijn midden voor elk lid van het dagelijks bestuur een plaatsvervanger te benoemen.
Artikel
5
1
Aan het produktschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de volgende onderwerpen:
-
a.
aangelegenheden, verband houdende met het economisch verkeer tussen verschillende stadia van voortbrenging en afzet, waaronder begrepen:
-
-
de bevordering van de kwaliteit en de gezondheidstoestand, de verzorging en de verpakking van vis en visprodukten;
-
-
de aanduiding van ten verkoop aangeboden vis en visprodukten;
-
-
de opslag en bewerking van vis en visprodukten;
-
-
de behandeling en de terugzending van verpakkingsmateriaal door degenen, die een onderneming drijven, waarvoor het produktschap is ingesteld;
-
-
standaardvoorwaarden voor de verkoop, levering en betaling, voorzover het betreft het economisch verkeer tussen degenen, die een onderneming drijven waarvoor het produktschap is ingesteld;
-
-
-
b.
de technische inrichting van ondernemingen, voorzover deze verband houden met de bevordering van de kwaliteit of de gezondheidstoestand van vis en visprodukten, verzorging en verpakking van vis en visprodukten, opslag en bewerking van vis en visprodukten;
-
c.
de registratie en de administratie van de ondernemingen, waarvoor het produktschap is ingesteld en die van in die ondernemingen werkzame personen;
-
d.
het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het produktschap nodige gegevens;
-
e.
de voor de vervulling van die taak van het produktschap nodige inzage van boeken en bescheiden en bezichtiging en opneming van bedrijfsmiddelen en voorraden van ondernemingen;
-
f.
fondsen in het belang der bedrijfsgenoten;
-
g.
de vakopleiding.
2
Als aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden niet aangemerkt:
-
a.
de vestiging, uitbreiding en stillegging van ondernemingen;
-
b.
de in- en uitvoer;
-
c.
de afzet van overschotvis voor ander gebruik dan tot menselijk voedsel.
Artikel
6
Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens een op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie vastgestelde verordening kunnen bij de verordening worden aangewezen als strafbare feiten.
Artikel
7
Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie vastgestelde verordening kan worden bepaald, dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van genoemde wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten, die bedrijfsmatig in de ondernemingen, waarvoor het productschap is ingesteld, plegen te worden verricht.
Artikel
8
1
Verordeningen, waarbij krachtens artikel 126, eerste lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie een heffing wordt opgelegd tot een in die verordeningen vermeld ander doel dan dekking van de huishoudelijke uitgaven van het productschap, behoeven, in afwijking van het derde lid van dat artikel, de goedkeuring van Onze betrokken Ministers; zij worden terstond na vaststelling ter kennisneming aan de Sociaal-Economische Raad toegezonden.
Artikel
9
Voor de toepassing van deze wet en van de artikelen 94, 100, derde lid, en 104, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie ten aanzien van het productschap worden als Onze betrokken Ministers aangemerkt Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, Onze Minister van Economische Zaken.
Artikel
10
Deze wet kan worden aangehaald als: Instellingswet Productschap voor Vis en Visproducten.
Artikel
11
Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.