Artikel
1
1
Dit besluit verstaat onder Onze Minister, personeel en werkelijke dienst hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 (Stb. 1989, 592).
Hebben goedgevonden en verstaan:
Dit besluit verstaat onder Onze Minister, personeel en werkelijke dienst hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 (Stb. 1989, 592).
Aan hem, die tot het personeel behoort en die:
de hoedanigheid bezit van:
minister;
staatssecretaris;
vice-president van de Raad van State;
directeur van het Kabinet der Koningin;
commissaris der Koningin;
lid van de Staten-Generaal;
lid van de Raad van State;
lid van de Algemene Rekenkamer;
secretaris-generaal van een ministerieel departement;
thesaurier-generaal bij het Ministerie van Financiën;
lid van Gedeputeerde Staten;
landdrost;
gemeentesecretaris;
ambtenaar in Nederlandse buitenlandse dienst;
ambtenaar van de rijks- of gemeentelijke politie, voor zover hij daarbij een officiersrang of overeenkomstige rang bekleedt en wiens werkkring uitsluitend tot het politiewezen beperkt is;
of
werkzaam is bij of verbonden is aan een internationale organisatie, welke krachtens een overeenkomst, welke door de Nederlandse regering is gesloten of tot welke de Nederlandse regering is toegetreden, in het leven is geroepen, indien hij behoort tot de functionarissen van die organisatie, die krachtens de bepalingen van die overeenkomst vrijgesteld dienen te zijn van nationale militaire verplichtingen;
zal door Onze Minister vrijstelling worden verleend van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden.
Onze Minister is gemachtigd de in het voorgaande lid bedoelde vrijstelling van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden niet te verlenen of, indien de vrijstelling reeds is verleend, deze in te trekken, indien het een militair betreft met een hoedanigheid als vermeld in het voorgaande lid, punt a, onder nummer 13, 14 of 15, die in de krijgsmacht in geval van buitengewone omstandigheden voor een zodanige functie is of wordt bestemd, dat ten aanzien van de opkomst in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden van die militair het belang van de krijgsmacht naar het oordeel van Onze Minister voorrang dient te hebben boven het belang van de dienst, waarbij de militair als burger werkzaam is.
Onze Minister is gemachtigd geheel of gedeeltelijk vrijstelling te verlenen van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden aan hen, die behoren tot het personeel en die:
een zodanige functie hetzij in overheids- of semi-overheidsdienst, hetzij in particuliere dienst bekleden, dat naar het oordeel van Onze Minister het in het belang van het landsbestuur of de voorziening in de behoeften van de Nederlandse volkshuishouding noodzakelijk moet worden geacht, dat zij ook in geval van buitengewone omstandigheden in die functie werkzaam blijven;
een geestelijk of godsdienstig-menslievend ambt bekleden dan wel daartoe worden opgeleid;
met inachtneming van de door Onze Minister ter zake gestelde of te stellen bepalingen zich in het buitenland vestigen, dan wel voor een verblijf van langer dan een jaar buitenslands vertoeven.
De vrijstelling van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden, welke op grond van dit besluit is verleend, vervalt van rechtswege, indien de grond, waarop de vrijstelling werd verleend, vervalt.
Dit besluit, dat kan worden aangehaald onder de titel "Besluit mobilisatievrijstelling reserve-personeel", treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.
Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.