Besluit van 26 oktober 1956, houdende regelen betreffende het verlenen van vrijstelling van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in gewone omstandigheden aan militairen, die behoren tot het reserve-personeel der krijgsmacht

Besluit vrijstelling herhalingsoefeningen reserve-personeel

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Defensie van 20 oktober 1956, Nr. P 550 K/Conf en Nr. Minmar 458680/455078;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

De vrijstelling van de verplichting tot opkomst in werkelijke dienst in geval van gewone omstandigheden, welke op grond van dit besluit is verleend, vervalt van rechtswege, indien de grond, waarop de vrijstelling werd verleend, vervalt.

Artikel

5

Het Koninklijk besluit van 23 april 1913, nr. 41 wordt ingetrokken.

Artikel

6

Dit besluit, dat kan worden aangehaald onder de titel "Besluit vrijstelling herhalingsoefeningen reserve-personeel", treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.

Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Taormina
JULIANA.
De Minister voor Defensie, C. STAF.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.