Wet van 6 april 1957, houdende regelen met betrekking tot het toezicht op waterleidingbedrijven en tot de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening

Waterleidingwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het belang der volksgezondheid wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot het toezicht op waterleidingbedrijven en tot de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Er is een Commissie drinkwatervoorziening.

Artikel

2a

Artikel

2b

Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat, dragen er zorg voor dat de commissie op de hoogte wordt gehouden van het beleid ten aanzien van de drink- en industriewatervoorziening.

Artikel

2c

Telkens binnen een termijn van vier jaren brengt de commissie een rapport uit aan Onze Minister, waarin ten minste de taak, de samenstelling, de inrichting en werkwijze van de commissie aan een onderzoek worden onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voor gewenste veranderingen. Onze Minister zendt dit rapport, voorzien van zijn standpunt, aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel

2d

Artikel

2e

Artikel

2f

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

3b

Artikel

3c

Artikel

3d

Artikel

3e

Artikel

3f

De commissie houdt de op de door haar uitgebrachte adviezen betrekking hebbende voorbereidende stukken ter beschikking van Onze Minister.

Artikel

3g

Artikel

3h

De commissie stelt nadere regels betreffende haar werkwijze en de werkwijze van de subcommissies en zendt deze aan Onze Minister.

Hoofdstuk

II

Het toezicht op waterleidingbedrijven in het belang der volksgezondheid

Artikel

4

Artikel

4a

Artikel

4b

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk is belast de Inspecteur.

Artikel

5

Artikel

6

De eigenaar van een waterleidingbedrijf geeft onverwijld kennis aan de Inspecteur van omstandigheden, die, naar hij redelijkerwijze kan weten of vermoeden, gevaar of beletsel kunnen opleveren voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 4.

Artikel

7

Indien naar het oordeel van de Inspecteur niet wordt voldaan aan het bij of krachtens artikel 4 bepaalde, is de eigenaar van een waterleidingbedrijf verplicht binnen een door de Inspecteur te stellen termijn de maatregelen te nemen, welke deze nodig acht om daarin te voorzien.

Artikel

8

De inspecteur kan, indien de levering van leidingwater naar zijn oordeel gevaar kan opleveren voor de volksgezondheid, die levering verbieden of slechts toestaan voor gebruik in door hem aan te geven gevallen.

Artikel

9

Artikel

10

Degene ten aanzien van wie een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 9, is voorgeschreven, is gehouden zich aan dat onderzoek te onderwerpen en terzake de nodige medewerking te verlenen.

Artikel

11

Artikel

12

De eigenaar van een waterleidingbedrijf draagt de ingevolge artikel 9, lid 1, aangewezen leden van het personeel van dat bedrijf niet op, de in dat lid bedoelde werkzaamheden te verrichten, noch laat hij toe, dat zodanige personen deze werkzaamheden verrichten, indien:

  • a.

    het voorgeschreven geneeskundig onderzoek niet heeft plaatsgehad;

  • b.

    zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, lid 2, een geval van ziekte, dat zich in hun woning voordoet, hebben gemeld, tenzij zij de in lid 1 van dat artikel bedoelde schriftelijke toestemming van de Inspecteur hebben verkregen.

Artikel

13

Artikel

14

De Inspecteur heeft, anders dan als toezichthouder, te allen tijde toegang tot de terreinen, werken en inrichtingen van waterleidingbedrijven en kan zich daarbij doen vergezellen door personen, al dan niet tot zijn dienst behorende; hij kan een onderzoek doen verrichten door schriftelijk door hem gemachtigde, al dan niet tot zijn dienst behorende personen. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich die, desnoods met behulp van de sterke arm.

Artikel

14a

Artikel

15

Vervallen

Hoofdstuk

IIA

Collectieve watervoorziening

Artikel

15a

Artikel

15b

Onze Minister wijst ambtenaren aan, ten aanzien van wie, in geval van levering van leidingwater door een collectieve watervoorziening, het ten aanzien van de inspecteur in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8 en 14 bepaalde van toepassing is, met dien verstande dat voor die toepassing in plaats van «de eigenaar van een waterleidingbedrijf» wordt gelezen «degene die een collectieve watervoorziening drijft» en in plaats van «de eigenaren van waterleidingbedrijven»: degenen die collectieve watervoorzieningen drijven.

Hoofdstuk

IIB

Regels met betrekking tot collectieve leidingnetten

Artikel

15c

De eigenaar van een collectief leidingnet verstrekt de verbruikers overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels informatie over maatregelen die deze moeten treffen ingeval het gebruik van het door hem geleverde water risico kan opleveren voor de volksgezondheid.

Artikel

15d

Artikel

15e

Artikel

15f

Onze Minister wijst ambtenaren aan, ten aanzien van wie, in geval van levering van leidingwater door een collectief leidingnet, het ten aanzien van de inspecteur in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8 en 14 bepaalde van toepassing is, met dien verstande dat voor die toepassing in plaats van« de eigenaar van een waterleidingbedrijf» wordt gelezen «degene die een collectief leidingnet drijft» en in plaats van «de eigenaren van waterleidingbedrijven»: degenen die collectieve leidingnetten drijven.

Hoofdstuk

III

Reorganisatie van de openbare drinkwatervoorziening

Eerste

afdeling

Planprocedure

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Indien het plan is vastgesteld door provinciale staten behoeft het de goedkeuring van Onze Minister. Deze doet van het vastgestelde plan mededeling in de Staatscourant. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het belang van een goede drinkwatervoorziening.

Artikel

19

Van een besluit inzake goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

20

Tweede

afdeling

Inhoud van het plan

Artikel

21

Artikel

22

Aanwijzing van een rechtspersoon krachtens artikel 21, tweede lid, geschiedt slechts nadat die rechtspersoon zich tegenover gedeputeerde staten tot levering van drinkwater in het betrokken gebied aan verbruikers schriftelijk bereid heeft verklaard.

Derde

afdeling

Rechtsgevolgen van het plan

§

1

Overgang van bevoegdheid tot levering van drinkwater

Artikel

23

§

2

Wachtgeld en ondervanging pensioennadeel

Artikel

24

Artikel

25

§

3

Overgang van rechten en verplichtingen ingeval zulks niet krachtens overeenkomst geschiedt

Artikel

26

Op het tijdstip, door Onze Minister vastgesteld krachtens artikel 23, eerste lid, gaan overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf de burgerrechtelijke rechten en verplichtingen van de eigenaar van een waterleidingbedrijf waarvan het distributiegebied geheel of gedeeltelijk overgaat op een krachtens artikel 21, tweede lid, aangewezen rechtspersoon, van rechtswege over op die rechtspersoon, voor zover die rechten en verplichtingen zijn vermeld op een bij vonnis vast te stellen lijst.

Artikel

27

Artikel

28

Nadat het in de eerste afdeling van dit hoofdstuk bedoelde plan door Onze Minister is goedgekeurd of vastgesteld, is zowel de in artikel 26 bedoelde eigenaar als de in dat artikel bedoelde aangewezen rechtspersoon bevoegd bij dagvaarding te vorderen, dat de rechtbank, binnen welker rechtsgebied die eigenaar gevestigd is, bij vonnis de in dat artikel bedoelde lijst vaststelt. De dagvaarding bevat tevens een opgave van de burgerrechtelijke rechten en verplichtingen, welke naar het oordeel van eiser op die lijst behoren te worden vermeld.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

De tijd en plaats van de opneming door de deskundigen worden door de rechter-commissaris met inachtneming van een korte termijn bepaald. De griffier draagt zorg dat partijen en de deskundigen afschrift ontvangen van de beschikking van de rechter-commissaris.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

§

4

Schadeloosstelling ter zake van de vermogensovergang en de winstderving

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Indien een partij niet aan haar in artikel 37, eerste of derde lid, vermelde verbintenis voldoet, is de Staat, nadat die partij in gebreke is gesteld, gehouden de schadeloosstelling, onderscheidenlijk de rente, terstond te voldoen. De Staat heeft na betaling verhaal op de partij die aan haar verbintenis niet heeft voldaan.

§

5

Rechtsgedingen

Artikel

42

Rechtsgedingen, vóór het krachtens artikel 23, eerste lid, vastgestelde tijdstip ingesteld door of tegen degene van wie de in artikel 26 bedoelde rechten en verplichtingen zijn overgegaan, worden overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf voor de rechter bij wie zij aanhangig zijn, voortgezet door of tegen degene op wie die rechten en verplichtingen zijn overgegaan, voor zover die rechtsgedingen daarop betrekking hebben.

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Vierde

afdeling

Uitzondering

Artikel

46

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op bedrijven die niet in hoofdzaak bestemd zijn tot openbare drinkwatervoorziening door levering van drinkwater aan verbruikers of tot levering van drinkwater in het groot aan waterleidingbedrijven.

Hoofdstuk

IV

Voorbereiding en totstandbrenging van watervoorzieningswerken

Eerste

afdeling

Beleidsplan drink- en industriewatervoorziening

Artikel

47

Onze Minister ontwerpt een beleidsplan, omvattende de hoofdlijnen en beginselen van het beleid ter verzekering van een goede drink- en industriewatervoorziening. Het beleidsplan geeft inzicht in de ruimtelijke aspecten van het beleid inzake de drink- en industriewatervoorziening, voor zover dat is gericht op het tot stand brengen van de nodige watervoorzieningswerken.

Artikel

48

Artikel

50

Het beleidsplan kan geheel of gedeeltelijk worden herzien. De artikelen 47 en 48 zijn van overeenkomstige toepassing.

Tweede

afdeling

Plan voor de middellange termijn

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

53a

De eigenaar van een waterleidingbedrijf verstrekt de in artikel 52, eerste lid, bedoelde organisatie de hem ter beschikking staande gegevens die zij noodzakelijk acht voor het opstellen van het plan voor de middellange termijn.

Artikel

54

Artikel

55

Alvorens een besluit te nemen omtrent de instemming met het plan voor de middellange termijn hoort Onze Minister gedeputeerde staten der provincies en de commissie.

Artikel

56

Onze Minister draagt zorg dat het plan of gedeelte daarvan waarmee hij heeft ingestemd met het daarop betrekking hebbende besluit, houdende instemming algemeen verkrijgbaar wordt gesteld. Hij doet van deze verkrijgbaarstelling mededeling in de Staatscourant.

Artikel

57

Artikel

58

Het is de eigenaar van een waterleidingbedrijf verboden een watervoorzieningswerk te wijzigen of uit te breiden, tot stand te brengen of te gebruiken in afwijking van een plan voor de middellange termijn waarmee ingevolge artikel 54, eerste lid, is ingestemd.

Artikel

59

Artikel

60

Derde

afdeling

Toezicht

Artikel

61

Hoofdstuk

V

Dwang- en strafbepalingen

Artikel

62

Artikel

63

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Hoofdstuk

VA

Verslag over de kwaliteit van het leidingwater

Artikel

63a

Artikel

63b

Het verslag omvat tenminste gegevens over de kwaliteit van het leidingwater afkomstig van de voorzieningen die gemiddeld meer dan 1000 m3 leidingwater per dag leveren of waarvan meer dan 5000 personen gebruik maken.

Artikel

63c

Ten behoeve van het opstellen van het verslag verschaffen de eigenaren van waterleidingbedrijven en degenen die met behulp van een collectieve watervoorziening leidingwater ter beschikking stellen aan derden, en de eigenaren van collectieve leidingnetten aan Onze Minister op zijn verzoek alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor dat opstellen redelijkerwijs noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk

VI

Slotbepalingen

Artikel

64

Artikel

65

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel 'Waterleidingwet'.

Artikel

66

Deze wet treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen dag. Voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan kan de inwerkingtreding op verschillende tijdstippen worden vastgesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, J. G. SUURHOFF.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.