c.
"pensioenen", "weduwenpensioenen" onderscheidenlijk "wezenonderstanden":
door gewezen overheidsdienaren, hun weduwen onderscheidenlijk hun wezen genoten pensioenen, onderstanden en daarmede in aard overeenkomende, onder welke benaming ook verleende periodieke uitkeringen - met uitzondering van die, toegekend krachtens of op de voet van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (Ind. Stb. 1946, 48), zoals deze sedert is gewijzigd, dan wel van de Pensioenwet 1922, de Algemene burgerlijke pensioenwet of een overeenkomst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP die van toepassing is op overheidswerknemers die werkzaam zijn in de sector Rijk -, welke geheel of gedeeltelijk ten laste van de Republiek Indonesië dan wel ingevolge wettelijke garanties of ingevolge overneming van de verplichting tot betaling ten laste van Nederland of van een door Nederland ingesteld orgaan komen, daaronder begrepen de duurtetoeslag bedoeld in de bij het besluit van de Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië van 2 oktober 1946, no. 12 goedgekeurde, bij de beschikking van de Gecommitteerde voor Indonesische Zaken bij het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen van 15 juli 1946, Afd. A., no. 47, vastgestelde Duurtetoeslag- en Kindertoelageregeling, zoals deze is gewijzigd, laatstelijk bij beschikking van de Fungerend Gedelegeerde van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië van 20 januari 1950, Afd. HAPZ, no. 77, met dien verstande, dat, indien bij de vaststelling van de in laatstgenoemde beschikking geregelde duurtetoeslag de mede in die beschikking genoemde kindertoelage in aanmerking is gebracht, deze op die duurtetoeslag in mindering dient te worden gebracht;
e.
"Nederlandse pensioenen":
pensioenuitkeringen, welke voor de berekening van het totaal der pensioenen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, dan wel artikel 98, eerste lid, van de Pensioenwet 1922 (Stb. 240), in beschouwing worden genomen dan wel, met betrekking tot na het tijdstip van inwerkingtreding van de Algemene burgerlijke pensioenwet gelegen perioden, pensioenuitkeringen als bedoeld in artikel A 2 en artikel J 14, lid 5 , van die wet, alsmede pensioenuitkeringen op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP die van toepassing is op overheidswerknemers die werkzaam zijn in de sector Rijk,